Skip to main content
European Commission logo

Eurydice

EACEA National Policies Platform:Eurydice
Mobiliteit in de voor- en vroegschoolse educatie en het primair, voortgezet en (voortgezet) speciaal onderwijs

Netherlands

13.Mobiliteit en internationalisering

13.1Mobiliteit in de voor- en vroegschoolse educatie en het primair, voortgezet en (voortgezet) speciaal onderwijs

Last update: 14 December 2023

 

Mobiliteit voor leerlingen

 



Voor- en vroegschoolse educatie

Mobiliteitsprogramma’s in het onderwijs beginnen in Nederland nog niet in de voor- en vroegschoolse educatie maar in het primair onderwijs.

 

Primair onderwijs en voortgezet onderwijs

Verankering Internationale Oriëntatie en Samenwerking (VIOS)

VIOS (Verankering Internationale Oriëntatie en Samenwerking) is de opvolger van het programma Bios (Bevordering Internationale Oriëntatie en Samenwerking). De VIOS-regeling is van start gegaan voor de duur van 2 jaar, voor de schooljaren 2014-2015 en 2015-2016. De regeling bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Leerlingenmobiliteit: Leerlingenmobiliteit betreft een samenwerking of uitwisseling van leerlingen met leerlingen van een buitenlandse partnerinstelling.
  • Lerarenmobiliteit: Lerarenmobiliteit betreft een nascholing  in het buitenland van leraren, schoolleiders en lerarenopleiders. Buiten nascholing komt ook een voorbereidend bezoek in het buitenland ten behoeve van het opzetten van een strategisch partnerschap Erasmus+ in aanmerking voor subsidie
  • Stages: Hieronder vallen onderwijskundige stages (in het buitenland) van studenten aan een lerarenopleiding, mits de stage een onderzoekscomponent bevat.
  • Nieuwe initiatieven: Dit gaat over nieuwe initiatieven die de verankering van internationalisering in het schoolbeleid bevorderen.
  • Curriculum kan op het gebied van:
  1. Talen: Curriculumontwikkeling betreft bijvoorbeeld de invoering van vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) of tweetalig onderwijs (tto) in het schoolcurriculum.
  2. Internationalisering van het curriculum: Een andere mogelijkheid binnen curriculumontwikkeling betreft onder de invoering van Elos ,  IPC (International Primary Curriculum) of een soortgelijk internationaliserend onderwijsconcept in het schoolcurriculum.

De belangrijkste uitgangspunten van deze nieuwe regeling zijn:

  • Het steven naar verankering van internationalisering in het schoolbeleid. Voor het primair onderwijs kan ook bevordering nog het doel zijn;
  • Hanteren van kwaliteitscriteria bij de toetsing. Hierbij zal met name gekeken worden naar de leeropbrengst en de relevantie van het project voor het onderwijs van de school;
  • Beperkte administratieve lasten voor de scholen;
  • Er is aandacht voor kennisdeling en leren van elkaar;
  • Rekening houden met het Erasmus+ programma.

Prämien

Sinds 1982 worden elk jaar ca. 20 leerlingen uit 5 vwo met Duits in het pakket in de gelegenheid gesteld in de zomer een reis naar Duitsland te maken. Dit zogenoemde Prämienprogramm bestaat uit twee verschillende reizen, te weten het Sprachkursprogramm en het Internationales Preisträgerprogramm. Het Internationales Preisträgerprogramm omvat een studiereis van vier weken met een internationaal samengestelde groep door heel Duitsland. Het Sprachkursprogramm is een studiereis van drie weken in Nürnberg/Regensburg met verblijf in een gasthuis en bij gastgezinnen.

Het programma is ingesteld door de Bondsrepubliek Duitsland om de studie van de Duitse taal bij buitenlandse leerlingen te stimuleren en vormt een onderdeel van het culturele akkoord tussen Duitsland en Nederland. Tijdens het verblijf in Duitsland zijn de leerlingen gast van de Duitse regering hieraan zijn dan ook geen kosten verbonden. Het Europees Platform financiert de reis naar de bestemming in Duitsland voor het Sprachkursprogramm.

Erasmus+ programma

Het nieuwe Europese subsidieprogramma Erasmus+ (2014-2020) bestaat uit twee programmalijnen, namelijk actielijn 1 (Individuele mobiliteit) en actielijn 2 (Institutionele samenwerking). Actielijn 3 (Beleidsontwikkeling) wordt centraal uitgevoerd door de Europese Commissie zelf.

Voor het primair en voortgezet onderwijs betreft actielijn 1 de individuele mobiliteit van personeel. Deze actielijn beoogt de kennis en de vaardigheden van professionals in het basis- en voortgezet onderwijs te vergroten en/of te verdiepen door mobiliteitsprojecten. Leraren krijgen meer mogelijkheden om in Europa te leren en te doceren.

Actielijn 2 betreft de institutionele samenwerking: strategische partnerschappen voor het basis- en voorgezet onderwijs. Strategische partnerschappen zijn (klein- en grootschalige) internationale samenwerkingsprojecten binnen de onderwijs- en jeugdsector, gericht op het ontwikkelen, overdragen en implementeren van innovatieve aanpakken op organisatie-, lokaal, regionaal, nationaal en/of Europees niveau. Het doel is:

  • De innovatie en kwaliteitsverbetering van het onderwijs (bijvoorbeeld methoden, curricula, ict-tools);
  • Het versterken van de samenwerking tussen actoren uit het onderwijsveld, overheid en bedrijfsleven;
  • Het delen van kennis en good practices op gebied van onderwijs;
  • Het erkennen en valideren van leerresultaten.

Mogelijke thema’s zijn onderwijs in vreemde talen, excellentie en talentontwikkeling, professionalisering van leraren en schoolleiders, rekenen en taalonderwijs, ondernemerschap, voorschoolse educatie, virtuele uitwisseling, techniek, voortijdig schoolverlaten, profielscholen en samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven.

Onderwijsnetwerken voor internationalisering

Naast bovengenoemde talen- en mobiliteitsprogramma’s kunnen scholen voor begeleiding bij internationale samenwerking ook terecht bij de volgende netwerken:

  • Unesco-scholen: Unesco-scholen geven in hun lesprogramma structureel aandacht aan thema’s die centraal staan in het Unesco beleid: vrede en mensenrechten, intercultureel leren en duurzaamheid.
  • Netwerk internationalisering voortgezet onderwijs (Nivo): Nivo brengt scholen uit het voortgezet onderwijs bij elkaar en begeleidt ze bij het ontwikkelen van hun internationaliseringsbeleid. Het is bedoeld voor scholen die meer aan internationalisering willen doen, maar die niet kiezen voor een onderwijsconcept als tto, Elos of LinQ.

Voor andere netwerken, zoals Elos, tto en Linq zie hoofdstuk 13.4.

 

Middelbaar beroepsonderwijs (mbo)

De overheid vindt het belangrijk dat ook  studenten in het mbo ervaring in het buitenland opdoen. Dat is goed voor de arbeidsmarkt, vooral in sectoren als horeca en toerisme, handel, financiële dienstverlening en veiligheid. Dit is in lijn met de strategische agenda Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie 2008-2011 ‘Werken aan vakmanschap’.

Als iemand een studie in het buitenland wil volgen, kan diegene informatie inwinnen bij de onderwijsinstelling. Studenten in het mbo kunnen terecht bij het National Reference Point (NRP) van de Stichting samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB).

Leonardo da Vinci was tot 2014 onderdeel van het Europese subsidieprogramma Leven Lang Leren. Leonardo da Vinci richtte zich op het bevorderen van innovatie in het beroepsonderwijs. Er konden projecten worden aangevraagd gericht op 3 thema’s (mobility, transfer of innovation, people on the labour market), met het oog op:

  • Leerlingenuitwisseling;
  • Voorbereidend bezoek (voor zowel leerlingen als docenten);
  • Gastdocentschap

Het doel van het programma was bevordering van transnationale competenties, verbetering van de kwaliteit van het beroepsonderwijs en scholing, aanpassing van opleidingssystemen en het vinden van nieuwe uitdagingen.  Leonardo da Vinci krijgt in 2014 een vervolg en maakt deel uit van Erasmus+.  Echter heeft het Nederlands Nationaal Agentschap Erasmus+ besloten de ‘oude’ namen (van het Europese Leven Lang Leren programma) los te laten en alleen te spreken over Erasmus+ in zijn geheel.

Erasmus+ heeft onder andere als doel om opleidingsmogelijkheden in het buitenland voor studenten in het MBO te vergroten.  Dit kan gedaan worden door middel van het lopen van stages bij bedrijven in het buitenland.

Verder is het voor studenten mogelijk om gebruik te maken van de Europass. Dit bevordert de mobiliteit van de studenten en net afgestudeerden. Voor een beschrijving van de Europass, zie hoofdstuk 13.2.

 



Mobiliteit van leerkrachten

Verankering Internationale Oriëntatie en Samenwerking (VIOS)

Verankering Internationale Oriëntatie en Samenwerking (VIOS) omvat ook het onderdeel  lerarenmobiliteit. Lerarenmobiliteit betreft een nascholing  in het buitenland van leraren, schoolleiders en lerarenopleiders. Buiten nascholing komt ook een voorbereidend bezoek in het buitenland ten behoeve van het opzetten van een strategisch partnerschap Erasmus+ in aanmerking voor subsidie. Leden van een College van Bestuur of een Raad van Toezicht komen niet in aanmerking voor subsidiëring van hun nascholing.

Onderwijsnetwerken voor internationalisering

Voor begeleiding bij internationale samenwerking kunnen scholen en lerarenopleidingen terecht bij de volgende netwerken:

  • Netwerk internationalisering voortgezet onderwijs (Nivo): Nivo brengt scholen uit het voortgezet onderwijs bij elkaar en begeleidt ze bij het ontwikkelen van hun internationaliseringsbeleid. Het is bedoeld voor scholen die meer aan internationalisering willen doen, maar die niet kiezen voor een onderwijsconcept als tto, Elos of LinQ.
  • Centrum internationalisering lerarenopleidingen (Cilo): Het Cilonetwerk brengt coördinatoren internationalisering van de lerarenopleidingen voor primair- en voortgezet onderwijs uit verschillende landen bij elkaar en heeft een verplichte lesmodule internationalisering en een verplichte buitenlandstage voor studenten. De opleidingen stimuleren internationalisering binnen hun curriculum zodat studenten worden voorbereid op de internationaliseringspraktijk binnen hun toekomstig werkveld.

Taalassistenten Duits en Frans

Ter ondersteuning van de vakken Frans en Duits worden er elk schooljaar ongeveer 10 moedertaalsprekers per taal ingezet. Dit is op basisscholen, in het voortgezet onderwijs en in lerarenopleidingen als vakdocenten en als taalassistenten Frans en Duits. Daarnaast worden circa 20 Duitse en Franse assistent-docenten opgeleid tot docent 1e dan wel 2e graads op scholen voor voortgezet onderwijs.

Leerkrachten kunnen gebruik maken van Europass, waardoor hun mobiliteit wordt vergroot. Voor een beschrijving van de Europass, zie hoofdstuk 13.2.

Pabo kenniscentra vvto

Het Europees Platform werkt samen met een aantal partners aan een kwaliteitstraject voor het vvto Engels binnen het project ‘Pabo kenniscentra vvto’. Deze projectgroep heeft als doel met elkaar samen te werken op het gebied van vvto Engels om de kwaliteit op alle opleidingen en in de nascholing te vergroten. De belangrijkste gebieden van samenwerking zijn: de minor vvto Engels (30 punten), nascholing vvto, de Landelijke Standaard vvto en vvto-onderzoek.

De 9 partners van dit project zijn:

Mobiliteit leerkrachten MBO

In Erasmus+ is er aandacht voor de mobiliteit van leerkrachten in het middelbaar beroepsonderwijs. Het doel van deze mobiliteit is het verwerven/vernieuwen van kennis en pedagogische vaardigheden. Dit kan door een ‘teaching/training assignment’ bij een buitenlandse partner, een stage bij een instelling in het buitenland of job-shadowing/observation bij een buitenlandse partner.