Skip to main content
European Commission logo

Eurydice

EACEA National Policies Platform:Eurydice
Nederland:Speciale onderwijsvoorzieningen binnen de voor- en vroegschoolse educatie en primair, voortgezet en (voortgezet) speciaal onderwijs

Netherlands

12.Onderwijsbegeleiding

12.2Nederland:Speciale onderwijsvoorzieningen binnen de voor- en vroegschoolse educatie en primair, voortgezet en (voortgezet) speciaal onderwijs

Last update: 14 December 2023

Definitie van de doelgroep

Doelgroep speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs

Het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs is bestemd voor kinderen die overwegend op een orthopedagogische en orthodidactische benadering aangewezen zijn. Het speciaal onderwijs valt onder de Wet op de expertisecentra.  Speciaal onderwijs is onderwijs voor kinderen met een beperking of chronische ziekte, die extra ondersteuning nodig hebben. Het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs is verdeeld in vier clusters:

  • Cluster 1: onderwijs aan leerlingen met een visuele beperking of meervoudig gehandicapte kinderen met een visuele beperking;

De meeste leerlingen met een visuele beperking  gaan met speciale begeleiding naar het reguliere onderwijs. Een ander deel gaat naar speciale scholen.

  • Cluster 2: onderwijs aan leerlingen met auditief en /of communicatieve beperkingen  of meervoudig gehandicapte leerlingen die één van deze handicaps hebben.

Dit zijn scholen voor dove en slechthorende kinderen en voor kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden of taalmoeilijkheden. In het laatste geval gaat het om  scholen voor leerlingen met communicatieve problemen, zoals bij bepaalde vormen van autisme.

  • Cluster 3: onderwijs aan leerlingen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking en langdurig zieke kinderen (somatisch).

Het gaat om  scholen voor leerlingen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen. En voor langdurig zieke kinderen, waaronder leerlingen met epilepsie.

  • Cluster 4: onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare leerlingen of leerlingen met gedrags- en/of psychiatrische stoornissen.

Ook scholen die verbonden zijn aan pedologische (kinderkundige) instituten vallen onder dit cluster.

Ouders kunnen bij een indicatie ook kiezen om hun kind met zware ondersteuning (leerlinggebonden financiering) in te schrijven bij het regulier onderwijs. Naast de vier clusters van (voortgezet) speciaal onderwijs zijn er zowel binnen het regulier basis- als voortgezet onderwijs lichtere vormen van ondersteuning mogelijk. Het gaat om het speciaal basisonderwijs voor leerlingen met bijvoorbeeld leer- of gedragsproblemen, praktijkonderwijs voor moeilijk lerende leerlingen en leerwegondersteuning in het regulier vmbo. Ook zijn er time-out voorzieningen, waarbij de leerling tijdelijk op een andere plek onderwijs volgt en extra begeleiding krijgt.

Tot 1 augustus 2014 geldt nog de huidige wetgeving. Leerlingen kunnen doorverwezen worden van het regulier basisonderwijs naar het speciaal basisonderwijs of het speciaal onderwijs. Ook kunnen leerlingen doorstromen van het regulier onderwijs naar het voortgezet speciaal onderwijs, evenals van het speciaal onderwijs naar het regulier voortgezet onderwijs. De Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) en de Regionale Verwijzingscommissie (RVC) beoordelen of een kind in aanmerking komt voor het speciaal basisonderwijs, het praktijkonderwijs of voor leerwegondersteuning in het vmbo. De Commissie voor Indicatiestelling (CvI) beoordeelt de verwijzing naar een school binnen één van de clusters en de daarbij behorende financiële bijdrage. Ouders kunnen er met die indicatie ook voor kiezen om hun kind op een reguliere school aan te melden. De leerling krijgt dan de ondersteuning vanuit het speciaal onderwijs en de financiële bijdrage in een rugzakje mee.  Voor kinderen met taalachterstanden en kinderen met lagere sociaal economische achtergronden is het onderwijsachterstandenbeleid van toepassing.

Wijziging wetgeving

Vanaf 1 augustus 2014 gaan er andere regels gelden. Op die datum treedt de Wet passend onderwijs in werking. Met de invoering van passend onderwijs krijgen scholen een zorgplicht. Dat betekent dat scholen de verantwoordelijkheid krijgen om alle leerlingen een passende onderwijsplek te bieden. Voorheen moesten ouders van een kind dat extra ondersteuning nodig heeft, zelf op zoek naar een geschikte school. Vanaf 1 augustus 2014 melden ouders hun kind aan bij de school van hun keuze, en heeft de school de taak om het kind een passende onderwijsplek te bieden: op de eigen school, of op een andere school in het reguliere onderwijs of het (voortgezet) speciaal onderwijs (v)so. Om alle kinderen een passende onderwijsplek te bieden, gaan het regulier en speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) samenwerken in regionale samenwerkingsverbanden.

Vanaf 1 augustus 2014 vervalt de mogelijkheid om voor leerlinggebonden financiering in aanmerking te komen. De middelen die daarmee gepaard gaan, worden vanaf dat moment aan de samenwerkingsverbanden toegekend. Die krijgen daarmee de verantwoordelijkheid om deze middelen in te zetten voor de begeleiding van leerlingen op het regulier onderwijs.

De Wet op de expertisecentra (WEC) omschrijft de doelstelling van het onderwijs, de indeling in clusters, schooltypen en instellingen en geeft voorschriften voor de inrichting van het onderwijs (de inhoud, kerndoelen, kwaliteit, schoolplan, schoolgids en klachtenregelingen). De WEC regelt de positie van het personeel, van leerlingen (toelating) en van ouders. De WEC omvat ook bepalingen over de stichting en opheffing van scholen en de bekostiging.

Voortgezet speciaal onderwijs

Leerlingen in het speciaal onderwijs gaan meestal na hun 12e naar het voortgezet (speciaal) onderwijs. Uiterlijk aan het eind van het schooljaar waarin de leerling 14 jaar is geworden moet dat zijn gebeurd. Leerlingen kunnen in het voortgezet speciaal onderwijs blijven tot hun 20e verjaardag. Het voortgezet speciaal onderwijs werkt met dezelfde vier-deling in clusters.

In het voortgezet speciaal onderwijs zijn drie uitstroomprofielen waarin een leerling geplaatst kan worden, namelijk dagbesteding, arbeidsmarktgericht en vervolgonderwijs. Elk uitstroomprofiel heeft eigen kerndoelen. Leerlingen in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs kunnen een regulier diploma halen, leerlingen in de andere uitstroomprofielen krijgen een getuigschrift mee.

Speciaal basisonderwijs

Naast het speciaal onderwijs is er het speciaal basisonderwijs. Scholen voor speciaal basisonderwijs zijn bedoeld voor leerlingen die een lichtere vorm van ondersteuning nodig hebben, zoals:

• moeilijk lerende kinderen;

• kinderen met opvoedingsmoeilijkheden;

• alle andere kinderen die speciale ondersteuning en aandacht nodig hebben.

Deze scholen hebben dezelfde kerndoelen als gewone basisscholen, maar de leerlingen krijgen extra ondersteuning om deze te bereiken. De scholen hebben kleinere groepen en meer deskundigen. Leerlingen kunnen tot hun 14e jaar op een school voor speciaal basisonderwijs terecht. Na het speciaal basisonderwijs gaan leerlingen naar het vmbo, het praktijkonderwijs, andere vormen van regulier voortgezet onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs.

Bron: Rijksoverheid

Toelatingseisen en schoolkeuze

Het speciaal onderwijs wordt afgestemd op de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling. Het onderwijs richt zich op de emotionele en verstandelijke ontwikkeling, op de ontwikkeling van creativiteit en het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. Uitgangspunt daarbij is een ononderbroken ontwikkelingsproces. Als het mogelijk is brengt het speciaal onderwijs kinderen zover dat ze regulier onderwijs kunnen volgen. Voor alle leerlingen in het (v)so wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld, waarin de verwachtte uitstroombestemming van de leerlingen is opgenomen. Door middel van een verplichte voortgangsregistratie wordt de ontwikkeling van de leerling op weg naar die uitstroombestemming gevolgd. Tenminste jaarlijks wordt met ouders/verzorgers en leerlingen het ontwikkelingsperspectief besproken en indien nodig bijgesteld.

De leeftijd waarop een kind tot het speciaal onderwijs mag worden toegelaten is 4 jaar, met uitzondering van dove en slechthorende kinderen waarvoor een leeftijdsgrens van 3 jaar geldt. De gestelde bovengrens tot waar de leerling deel mag nemen aan het voortgezet speciaal onderwijs is 20 jaar. Soms is ontheffing mogelijk van deze leeftijdsgrenzen. In bepaalde gevallen kan de Inspectie van het Onderwijs toestaan dat een school het kind op jongere leeftijd toelaat. Dit moet wel in het belang van het kind zijn. De Inspectie van het Onderwijs kan ook ontheffing geven voor de maximumleeftijdsgrens. Zodat de leerling zijn opleiding kan afmaken bijvoorbeeld. Of omdat het de leerling betere kansen biedt op de arbeidsmarkt. In beide gevallen verleent de inspectie de ontheffing steeds voor maximaal één jaar.

Aanmelden speciaal basisonderwijs

Tot 1 augustus 2014  moeten ouders  ouders/verzorgers die een kind willen aanmelden bij een school voor speciaal basisonderwijs, dit aanvragen bij de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). Deze commissie beoordeelt of een kind toelaatbaar is tot het speciaal basisonderwijs. De beoordeling vindt plaats op basis van criteria die door het samenwerkingsverband zijn vastgesteld. Als ouders/verzorgers het niet eens zijn met het advies van de PCL, kunnen ze bezwaar maken bij de Bezwaar Advies Commissie (BAC).

Na 1 augustus 2014 gelden andere regels.

In plaats van de ouders vraagt het bevoegd gezag van de school, waar de leerling is aangemeld of waar de leerling reeds ingeschreven staat, een toelaatbaarheidsverklaring tot het speciaal basisonderwijs aan bij het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband moet hierbij deskundigen inschakelen die adviseren over de toelaatbaarheid van een leerling tot het speciaal basisonderwijs. De verplichte inrichting van een PCL in de samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs vervalt. Een samenwerkingsverband houdt wel de mogelijkheid om de huidige PCL te laten adviseren over de extra ondersteuning.

Aanmelden speciaal onderwijs

Tot 1 augustus 2014 melden ouders een kind aan voor een indicatie bij het Regionaal Expertise Centrum (REC) in de regio waar het kind woont. De onafhankelijke Commissie voor Indicatiestelling (CvI) beslist of een kind in aanmerking komt voor (voortgezet) speciaal onderwijs (vso) en voor een rugzak. Zij doen dit aan de hand van landelijk vastgestelde criteria. Ieder REC heeft zo'n onafhankelijke commissie. Met een indicatie kunnen ouders zelf kiezen voor een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of voor een reguliere school in de buurt. Ouders kunnen een kind met een indicatie van het CvI aanmelden bij het REC. Ze kunnen daar ondersteuning krijgen bij het zoeken van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of een gewone school. Als ouders het niet eens zijn met de beslissing van het CvI kunnen ze terecht bij de Bezwaar Advies Commissie (BAC).

Bij scholen voor kinderen met een visuele beperking (cluster 1) loopt de aanmelding niet via de CvI, maar via de instellingen zelf.

Na 1 augustus 2014 geldt een andere procedure.

Vanaf dat moment vervallen de landelijke indicatiecriteria voor het voortgezet speciaal onderwijs ((v)so). Om toegelaten te kunnen worden tot het (v)so cluster 3 en 4 is er een toelaatbaarheidsverklaring van een samenwerkingsverband nodig. Die stelt daartoe eigen criteria op, in tegenstelling van de landelijke wettelijk vastgestelde criteria die tot 1 augustus 2014 worden gehanteerd, om te bepalen of een leerling voor een indicatie (v)so in aanmerking komt.

Het samenwerkingsverband is verplicht om, bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van een leerling tot het (v)so, een deskundigenadvies in te winnen.

Met de invoering van passend onderwijs gaat cluster 2 (net als cluster 1) vanwege de schaalgrootte en de specialistische expertise over op een landelijke systematiek.

Net als in cluster 1 wordt een beperkt aantal instellingen ingericht dat het onderwijs, de indicatie en de ondersteuning in het regulier onderwijs gaat verzorgen voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking. De landelijke wettelijke indicatiecriteria komen te vervallen. De huidige vestigingen voor cluster 2 gaan op in de instellingen.

Groepsniveaus en samenstelling

De school voor (voortgezet) speciaal onderwijs is vrij in de keuze van de schoolorganisatie. Er wordt gewerkt met kleinere groepen dan in het reguliere onderwijs. In een groep kunnen kinderen van verschillende leeftijden zitten. Daarnaast wordt er gekeken naar de leeftijd en het niveau van de kinderen. De grootte van de groep is mede afhankelijk van het soort speciaal onderwijs.

Curriculum en onderwerpen

Het (voortgezet) speciaal onderwijs richt zich in elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, op het ontwikkelen van creativiteit, het verwerven van kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. Voor zowel het speciaal onderwijs als voor de verschillende uitstroomprofielen in het voortgezet speciaal onderwijs zijn er kerndoelen vastgesteld. Voor meer informatie, zie Kerndoelen Speciaal Onderwijs.

Onderwijsaanbod

De minister bepaalt welke onderdelen er in het speciaal onderwijs aan bod komen. Volgens de Wet op de expertisecentra omvat het speciaal onderwijs (waar mogelijk in samenhang):

  • zintuiglijke en lichamelijke oefening;
  • Nederlandse taal;
  • rekenen en wiskunde;
  • aardrijkskunde, geschiedenis en natuur (waaronder biologie),
  • maatschappelijke verhoudingen (waaronder staatsinrichting en geestelijke stromingen);
  • expressievakken (bevordering van het taalgebruik, tekenen, muziek, handvaardigheid, spel en bewegen);
  • bevordering van sociale redzaamheid, waaronder gedrag in het verkeer;
  • bevordering van gezond gedrag
  • Engelse taal

Deze onderwerpen zijn verplicht voor de gehele schoolperiode, maar de school is vrij om het aantal uren per onderwerp te bepalen.

Speciaal onderwijs aan leerlingen met een verstandelijke beperking  leerlingen met een  meervoudige beperking  omvat het onderwijs (waar mogelijk in samenhang):

  • zintuiglijke oefening;
  • lichamelijke oefening;
  • bevordering van de sociale redzaamheid, waaronder gedrag in het verkeer;
  • bevordering van gezond gedrag;
  • expressie-activiteiten, waarbij in elk geval aandacht wordt besteed aan de bevordering van het taalgebruik, tekenen, muziek, handvaardigheid, spel en beweging;
  • een of meer kennisgebieden, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de natuur.

De inhoud van het voortgezet speciaal onderwijs is per uitstroomprofiel vastgesteld.

Voor het onderwijs in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs gelden de kerndoelen onderbouw vo van het regulier voortgezet onderwijs en de exameneisen van de verschillende opleidingen. Daarnaast gelden het onderwijs in dit uitstroomprofiel leergebied overstijgende kerndoelen gericht op algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming.

Voor het onderwijs in het uitstroomprofiel arbeidsmarktgericht gelden:

  • Leergebied overstijgende kerndoelen gericht op algemeen maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming;
  • kerndoelen voor de verschillende leergebieden (Nederlandse taal en communicatie, Engelse taal, rekenen en wiskunde, mens natuur en techniek, mens en maatschappij, culturele oriëntatie en creatieve expressie en bewegen en sport);
  • kerndoelen gericht op de voorbereiding op arbeid (oriëntatie op werkvelden en beroepen, ontwikkelen van loopbaanvaardigheden, ontwikkelen van arbeidsmarktvaardigheden en ontwikkelen van beroepsvaardigheden).

Voor het onderwijs in het uitstroomprofiel dagbesteding gelden:

  • Leergebied overstijgende doelen gericht op algemene maatschappelijke voorbereiding en maatschappelijke vorming;
  • kerndoelen voor de verschillende leergebieden (Nederlandse taal en communicatie, rekenen en wiskunde, mens, natuur en techniek, mens en maatschappij, culturele oriëntatie en creatieve expressie en bewegen en sport);
  • kerndoelen gericht op de voorbereiding op dagbesteding.

Op scholen wordt in het Nederlands onderwijs gegeven, maar op scholen in de provincie Friesland kan onderwijs ook worden gegeven in de Friese taal. Hiervoor zijn ook kerndoelen ontwikkeld.

Lesmethoden en materialen

De scholen voor speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs zijn vrij in het kiezen van hun onderwijsmethoden. De leerstof, onderwijsmethodiek en de leermiddelen worden niet door de overheid voorgeschreven. De gekozen leermiddelen zijn eigendom van de school. Om scholen te helpen goede keuzes te maken bij aanschaf van nieuwe leermiddelen heeft het Ministerie van OCW methodegidsen laten maken. Deze geven een analyse van de kwaliteitscriteria van alle leermiddelen voor een bepaald leergebied. De Stichting voor Leerplanontwikkeling (SLO) heeft een site waarmee scholen bestaande en nieuwe onderwijsleermiddelen kunnen beoordelen en uitkiezen.

Boeken

Schoolboeken zijn gratis voor alle leerlingen in het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.. Voor leerlingen met een leeshandicap zijn er speciale voorzieningen die gebruikt worden, zoals dyslexiesoftware, gesproken schoolboeken, brailleboeken, vergrotingen en voelbare tekeningen. Hieraan zijn voor de scholen en de ouders geen extra kosten verbonden.

Progressie van leerlingen

Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs is verplicht de voortgang van de ontwikkeling van leerlingen te registreren Het bevoegd gezag (schoolbestuur) van een school rapporteert over de vorderingen van de leerlingen aan hun ouders. Wanneer de leerlingen meerderjarig (18 jaar) en handelingsbekwaam zijn, rapporteert het bevoegd gezag aan de leerlingen. Regels voor de overgang zijn niet wettelijk vastgelegd. In het schoolplan staat omschreven op welke wijze de school de overgang regelt.

Blijven zitten

Als leerresultaten en ontwikkeling van het kind nog niet voldoende zijn, dan blijft het kind zitten. Het kind moet het leerjaar dan nogmaals over doen. De school beslist hierover. Bij deze beslissing kijkt de school onder meer naar het niveau van de klasgenoten van het kind. De school moet de ouders/verzorgers informeren over de beslissing om het kind niet te laten overgaan. In de schoolgids van de desbetreffende school staat wat de overgangsnormen van die school zijn.

Diplomering

Indien een leerling de school voor speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs verlaat, stelt de directeur, na overleg met de leraren en de commissie van begeleiding of onderzoek, een onderwijskundig rapport op. Dit rapport is bedoeld voor de ontvangende nieuwe school. Dit geldt ook voor leerlingen die het voortgezet speciaal onderwijs verlaten en naar het mbo gaan. De commissie kan de leerling aan een onderzoek onderwerpen. Afhankelijk van de leeftijd en de handelingsbekwaamheid van de leerling ontvangen de ouders of de leerling zelf een afschrift van dit rapport. Op verzoek van de ouders of de leerling kan een leerling van het voortgezet speciaal onderwijs eindexamen afleggen aan een school voor regulier onderwijs, staatsexamen doen, via het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) examen afleggen of op de eigen school voor voortgezet onderwijs als die school daartoe is aangewezen.

Diplomering vso voortgezet speciaal onderwijs

Voor het vso bestaan de volgende mogelijkheden tot afsluiting en diplomering:

1. Diplomagerichte leerweg

  • Via symbiose (leerlingen schrijven zich in als extranei): de school voor regulier vo of mbo reikt het diploma uit;
  • Via staatsexamen: de staatsexamencommissie reikt het diploma uit;
  • De school voor vso neemt zelf het examen af en reikt het diploma uit; Deze mogelijkheid geldt uitsluitend voor diploma’s voortgezet onderwijs. Voorwaarde is dat de school voldoet aan de inrichtings- en examenvoorschriften voortgezet onderwijs en daartoe is aangewezen;

2. Arbeidsmarktgerichte leerweg

  • De school voor vso reikt het vso-getuigschrift uit;

3. (Arbeidsmatige) dagbesteding

  • De school voor vso reikt het vso-getuigschrift uit.