Nationaal beleid
Het parlement (de Staten-Generaal) vormt samen met de Koning en ministers de wetgevende macht; de uitvoerende macht berust bij de Koning en de ministers. De positie van de koning is vastgelegd in de Grondwet. De koning is onschendbaar. De ministers moeten verantwoording afleggen aan het parlement over het beleid van de regering. De ministers zijn politiek verantwoordelijk voor de uitspraken en het gedrag van de koning. Dit is de ministeriële verantwoordelijkheid. Dit betekent ook dat de koning niet gedwongen kan worden af te treden. Bij een minister kan dit wel.
De koning heeft als staatshoofd een aantal taken:
- Elke wet moet door de koning worden ondertekend. Daarna ondertekent een minister de wet. Dit heet contraseign. De minister neemt hierbij verantwoordelijkheid voor de wet. De koning verleent gezag aan de wet.
- De koning speelt een belangrijke rol bij kabinetsformaties, onder andere door het benoemen van kabinetsformateurs en -informateurs.
- De koning is voorzitter van de Raad van State.
- De koning spreekt jaarlijks de Troonrede uit.
Het parlement bestaat uit twee kamers. De Eerste Kamer telt 75 leden, die indirect gekozen worden via de Provinciale Staten. De Tweede Kamer telt 150 leden, die rechtstreeks gekozen worden door de stemgerechtigde Nederlanders. Dat zijn zij die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.
De huidige regering heeft een demissionaire status en bestaat uit twintig ministers en negen staatssecretarissen.
Op 22 november 2023 zijn de Tweede Kamerverkiezingen gehouden. Het proces van formatie is bezig waardoor op dit moment nog niet bekend is hoe de nieuwe regering eruit zal zien. De verdeling van ministers en portefeuilles staat namelijk niet vast en kan wijzigen per kabinet.
Overheid
Nederland bestaat uit twaalf provincies. Aan het hoofd van de provincie staan de Provinciale Staten. Zij vertegenwoordigen de gehele bevolking van de provincie. Provinciale Staten zijn het algemeen bestuur van een provincie. Om de vier jaar kiezen de stemgerechtigde bewoners van de provincie rechtstreeks de leden van de Provinciale Staten. De leden van de Provinciale Staten kiezen, eveneens voor vier jaar, uit hun midden het dagelijks bestuur: het College van Gedeputeerde Staten (drie tot negen leden, afhankelijk van de grootte van de provincie).
Daarnaast kiezen de Provinciale Staten de leden van de Eerste Kamer. De Gedeputeerde Staten vormen de uitvoerende macht en houden zich onder andere bezig met het handhaven van de wet in de provincie. De Commissaris van de Koning (in Limburg ook Gouverneur genoemd), die door de Kroon voor zes jaar wordt benoemd, staat aan het hoofd van de Provinciale en Gedeputeerde Staten.
Gemeentelijk bestuur
Er zijn 344 gemeenten in Nederland (stand 24 maart 2022), die worden bestuurd door de Gemeenteraad en de Burgemeester en Wethouders (het Gemeentebestuur). De Gemeenteraad wordt elke vier jaar gekozen door de inwoners van de gemeente. Het aantal Wethouders dat door de Gemeenteraad wordt aangesteld is afhankelijk van de grootte van de gemeente. De Burgemeester is voorzitter van de Gemeenteraad en het Gemeentebestuur. Het Gemeentebestuur is verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de gemeente en voor de uitvoering van beslissingen die door de provinciale of nationale overheid genomen zijn.
De verantwoordelijkheid voor het onderwijssysteem van Nederland ligt bij de overheid. De verantwoordelijkheid voor onderwijs ligt bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de minister van Primair- en Voortgezet onderwijs (PVO). Het ministerie van OCW bepaalt de wettelijke voorwaarden voor voor- en vroegschoolse educatie, primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. De aansturing van het voortgezet algemeen onderwijs voor volwassenen (vavo) valt ook rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van OCW. Voor het hoger onderwijs bepaalt de overheid een raamwerk waarbinnen hoger onderwijs (hbo) instellingen moeten onderwijzen, maar het is de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit van de instelling om dit binnen het onderwijs- en examenprogramma te integreren. Ditzelfde geldt voor universiteiten.
De provincies hebben een gelimiteerde rol in het besturen van onderwijs, in de vorm van juridische en toeziende taken. Het bestuur van scholen in het primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs is lokaal georganiseerd.