Skip to main content
European Commission logo
EACEA National Policies Platform:Eurydice
Politieke en economische situatie

Netherlands

1.Politieke, sociale en economische achtergronden en ontwikkelingen

1.4Politieke en economische situatie

Last update: 14 December 2023

 

Politieke situatie

De ambtstermijn van een kabinet valt samen met de ambtstermijn van de Tweede Kamer, namelijk vier jaar. Het is echter niet vanzelfsprekend dat alle kabinetten deze termijn afmaken. Bij een tussentijdse crisis wordt de Tweede Kamer ontbonden en worden er nieuwe verkiezingen gehouden. Op basis van de nieuw gekozen Tweede Kamer zal een nieuw kabinet worden gevormd.

Het kabinet-Rutte IV regeert sinds 10 januari 2022. Op 7 juli 2023 heeft premier Rutte aan de Koning ontslag aangeboden van alle ministers en staatssecretarissen. Het kabinet-Rutte IV heeft nu een demissionaire status. Deze status betekent dat een kabinet zich alleen met lopende zaken bezighoudt. Na de verkiezingen zal er een nieuw kabinet worden gevormd. Op 22 november 2023 zijn de Tweede kamerverkiezingen gehouden. Hierna start het kabinetsformatieproces.

Het vormingsproces in Nederland verloopt vaak moeizaam, omdat voor een meerderheid in de Tweede Kamer meerdere partijen nodig zijn. Dit vereist dat partijen die van mening verschillen met elkaar samenwerken. Dit leidt vaak tot langdurige en uitgebreide onderhandelingen. Wanneer duidelijk wordt dat een bepaalde coalitie mogelijk is, zal een nieuwe fase van kabinetsformatie aanbreken. De beoogde coalitiefracties moeten het eens worden over de hoofdlijnen van het beleid dat een nieuw kabinet zal voeren. Deze hoofdlijnen worden vastgelegd in een regeerakkoord

Onderwijsuitgaven

In 2015 is in totaal 42,3 miljard euro besteed aan onderwijs, inclusief het onderzoek dat hogescholen en universiteiten uitvoeren in het kader van hun wettelijke taak en in de vorm van contractonderzoek voor derden. Dit is ruim 19 miljard euro meer dan in 2000. Binnen de overheid is vooral de Rijksoverheid meer gaan uitgeven voor onderwijs en onderzoek.

 

 

 

2000

2005

2010

2015

 

In mln euro

 

 

 

 

 

Uitgaven aan onderwijs

 

 

23.196

32.159

39.567

42.324

Overheid

 

 

19.638

26.864

32.802

34.503

Uitgaven aan onderwijsinstellingen

 

 

18.031

24.876

30.395

32.218

Subsidie- en fiscale regelingen

 

 

1.972

2.302

2.850

2562

Ontvangsten

 

 

365

314

443

277

Huishoudens

 

 

1.947

2.936

3.468

3.315

Uitgaven aan onderwijsinstellingen

 

 

1.749

2.250

2.563

3.076

Overige uitgaven aan onderwijs

 

 

1.224

1.598

1.742

1.740

Ontvangen bijdragen

 

 

1.026

912

837

603

Bedrijven

 

 

1.418

2.109

2.866

3.184

Uitgaven aan onderwijsinstellingen

 

 

1.692

2.399

3.447

3.417

Overige uitgaven aan onderwijs

 

 

6

12

27

78

Ontvangen subsidies

 

 

280

302

608

311

Buitenland

 

 

193

250

431

424

Uitgaven aan onderwijsinstellingen

 

 

78

134

277

390

Subsidieregelingen

 

 

115

115

154

34

Uitgaven aan onderwijs

 

In bbp%

5,2

5,8

6,2

5,8

 

De Rijksoverheid heeft in 2016 bijna € 29 miljard verdeelt over alle onderwijssectoren. Onderwijsinstellingen krijgen van de overheid 1 budget voor alle kosten die zij maken. Dit bedrag heet de lumpsum. Daarnaast krijgen onderwijsinstellingen extra geld om het onderwijs te verbeteren.

  • Het meeste is gegaan naar primair onderwijs (€ 9,9 miljard) en voortgezet onderwijs (€ 7,6 miljard).
  • Daarna volgen Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, en wetenschappelijk onderwijs (beide € 4 miljard).
  • Hoger beroepsonderwijs heeft € 2,6 miljard gekregen.

Uitgaven per leerling

In de begroting van het ministerie van OCW staat welk bedrag het ministerie per leerling uitgeeft. Zo is er in 2015 bijvoorbeeld gemiddeld € 6.500 beschikbaar per leerling in het basisonderwijs. In het voortgezet onderwijs is in 2015 gemiddeld € 7.863 per leerling beschikbaar. 

Totale uitgaven aan onderwijsinstellingen als % bbp

    2000 2005 2010 2015
   % BBP        
  Onderwijsuitgaven   5.2  5.8   6.2  5.8

Bron: Rijksoverheid

Bevolking: hoogst behaalde opleidingsniveau naar leeftijd

 

 

 

2005

2010

2015

Leeftijd

Hoogst behaald onderwijsniveau

 

X 1000

 

 

 

 

15 jaar of ouder

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

13.119

13.457

13.874

 

Basisonderwijs

1.541

1.414

1.508

 

Vmbo-g/t, avo onderbouw

1.212

1.246

975

 

Vmbo-b/k, mbo 1

2.225

2.117

2.025

 

Mbo 2 en 3

1.799

1.820

2.379

 

Mbo 4

2.009

2.124

1.802

 

Havo, vwo

1.242

1.184

1.209

 

Hbo, wo bachelor

1.889

2.246

2.439

 

Hbo-, wo-master, doctor

1.077

1.204

1.375

 

Onbekend

124

104

162

Steeds meer jonge mensen kiezen voor het hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO) en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (VWO). Een toenemend aantal jongeren met een VMBO diploma vervolgen hun studie door naar de HAVO te gaan.

Verder is gebleken dat de laatste jaren steeds meer jongvolwassenen (18-25 jaar) zijn gaan studeren. Hierdoor is de bevolking ook hoger opgeleid.

Bron: CBS