Skip to main content
European Commission logo

Eurydice

EACEA National Policies Platform:Eurydice
Leerlingevaluatie primair onderwijs
Netherlands

Netherlands

5.Primair onderwijs

5.3Leerlingevaluatie primair onderwijs

Last update: 11 April 2025

Doorlopende evaluatie

De meeste scholen in het primair onderwijs beschrijven in een rapport (meestal 3 keer per jaar) de vorderingen voor iedere leerling per vak of onderdeel van een vak. Op rapport- en kijkavonden kunnen de ouders/verzorgers werkschriften en leerboeken van het kind inzien en worden de vorderingen van het kind, het huiswerk, proefwerken, overhoringen, werkstukken en de buitenschoolse activiteiten besproken. Sommige scholen geven deze vorderingen weer in cijfers, andere beschrijven in woorden hoe het met het kind gaat. Veel scholen gebruiken de tussendoelen en toetsen om vorderingen van leerlingen te meten. Deze toetsen horen vaak bij het lesmateriaal of het zijn algemene toetsen.

Leerlingvolgsysteem

Scholen streven constant naar verbetering van de onderwijskwaliteit, bijvoorbeeld door het volgen van de vorderingen van leerlingen met behulp van de toetsen uit een leerlingvolgsysteem, waarmee ze beter in kunnen spelen op de verschillen tussen leerlingen. Deze toetsen  geven  inzicht in de resultaten van het geboden onderwijs op leerling-, groeps- en schoolniveau. Alle scholen gebruiken een leerlingvolgsysteem. Vanaf schooljaar 2014-2015 zijn scholen wettelijk verplicht om een leerlingvolgsysteem te gebruiken.

Daarnaast kunnen scholen een leerlingendossier bij houden. Daarin staan onder andere de toets- en rapportgegevens en uitslagen van speciale onderzoeken, een verslag van vorderingen over de leerling, gesprekken met de ouders/verzorgers, informatie over de sociale en emotionele ontwikkeling van de leerling, de werkhouding of de taalaanpak.

Zie voor meer informatie: Cito (Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling).

Verplichte eindtoets basisonderwijs

Sinds het schooljaar 2014-2015 moeten alle leerlingen in groep 8 in het reguliere basisonderwijs een eindtoets maken die hun taal- en rekenvaardigheid meet. Vanaf schooljaar 2023-2024 noemen we dit de doorstroomtoets. Deze toets is bedoeld als tweede (objectieve) gegeven naast het schooladvies van de leraar, over het soort onderwijs dat de leerling na de basisschool kan volgen. Als een leerling volgens de toets een meer theoretisch niveau aankan dan gedacht werd bij het voorlopig schooladvies, dan moet de school het advies in principe bijstellen. De school kan ook (gemotiveerd) besluiten om het schooladvies niet aan te passen, wanneer een bijstelling niet in het belang van de leerling is.

Inschrijven voor doorstroomtoets
Scholen kunnen zich elk jaar van 1 oktober tot en met 15 november inschrijven voor een doorstroomtoets. Scholen ontvangen van de aanbieders van de doorstroomtoetsen informatie over de inschrijving voor hun doorstroomtoets.

Datum afname doorstroomtoets
De doorstroomtoetsen worden ieder jaar afgenomen in de eerste of tweede volle week in februari. In 2025 kunnen scholen kiezen om een digitale doorstroomtoets af te nemen in de periode van 27 januari en tot en met 16 februari. De afnamedata van de papieren doorstroomtoets zijn 4 en 5 februari. 

Referentieniveaus taal en rekenen
Met het oog op het belang van een doorgaande leerlijn, staan vanaf schooljaar 2015-2016 de referentieniveaus taal en rekenen centraal in de eindtoets. De eindtoets meet in hoeverre leerlingen de referentieniveaus beheersen, in ieder geval op het gebied van de leesvaardigheid, taalverzorging en de algemene rekenvaardigheid (eventueel onderscheiden naar de domeinen getallen, verhoudingen, meten en meetkunde en verbanden). De eindtoets kan ook andere domeinen van het referentieniveau taal toetsen, bijvoorbeeld de schrijfvaardigheid.

Toets kiezen
In schooljaar 2024 - 2025 kunnen scholen kiezen uit 6 toetsen.

  • AMN: AMN-doorstroomtoets;
  • Diataal: Dia-toets;
  • Bureau ICE: IEP-doorstroomtoets;
  • Cito B.V.: Leerling in beeld doorstroomtoets;
  • A-VISION: Route 8-doorstroomtoets;
  • Rijksoverheid: DOE-toets (overheidsdoorstroomtoets)

Uitzonderingsgroepen
Basisscholen moeten bij alle leerlingen uit groep 8 een doorstroomtoets afnemen, zowel in het regulier onderwijs, speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs. De overheid garandeert dat er altijd een doorstroomtoets beschikbaar is, ook als zich een probleem voordoet bij één van de doorstroomtoetsen. Leerlingen in groep 7 mogen geen doorstroomtoets maken om te oefenen voor de toets in groep 8.

De volgende leerlingen hoeven geen doorstroomtoets te maken:

  • leerlingen die volgens hun ontwikkelingsperspectief uitstromen naar het voortgezet speciaal onderwijs binnen de uitstroomprofielen arbeidsmarkt of dagbesteding;
  • leerlingen met een IQ lager dan 75;
  • leerlingen die 4 jaar of minder in Nederland zijn en het Nederlands nog niet voldoende beheersen.

De school beslist, na overleg met de ouders, of deze leerlingen wel of niet meedoen aan de eindtoets. Wordt de leerling hiervan vrijgesteld, dan legt de school de onderbouwing van deze beslissing vast in de eigen administratie voor het geval de inspectie daar om vraagt.

Alle scholen in het primair onderwijs (po) zijn aangesloten op BRON. BRON staat voor Basisregister Onderwijs. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) beheert BRON. Door gebruik te maken van het persoonsgebonden nummer (burgerservicenummer of onderwijsnummer) zijn leerlingen gemakkelijker te volgen. Scholen wisselen hun scores op de eindtoets  uit met BRON om ervoor te zorgen dat de gegevens van de leerlingen op een juiste manier in BRON geregistreerd worden

Schooladvies
Vanaf het schooljaar 2014-2015 is het schooladvies van de basisschool leidend voor de toelating in het voortgezet onderwijs. De score op de eindtoets is aanvullend en fungeert bij de toelating als onafhankelijk tweede gegeven. Valt het toetsadvies hoger uit dan het schooladvies, dan heroverweegt de basisschool het schooladvies altijd. In overleg met de leerling en zijn ouders kan de school het advies dan naar boven bijstellen, maar dat is niet verplicht. Wanneer een basisschool besluit om het advies niet bij te stellen moet zij kunnen beargumenteren waarom dit het geval is. Het is wenselijk dat de vo-school (waar de leerling is aangemeld) bij de heroverweging wordt betrokken.

Ligt het toetsadvies onder het niveau van het geadviseerde schooltype, dan wordt het schooladvies niet aangepast. Deze leerlingen krijgen in het voortgezet onderwijs de kans om te laten zien dat ze het geadviseerde onderwijstype aankunnen.

Basisscholen geven vóór 1 maart alle leerlingen een (schriftelijk vastgelegd) schooladvies. De school neemt dit advies ook op in het onderwijskundig rapport, dat een beeld geeft van de leerresultaten en vorderingen, het gedrag, de (sociaal-emotionele) ontwikkeling en de ondersteuningsbehoeften van de leerling. Ook het advies op basis van de score op de eindtoets (het toetsadvies) maakt deel uit van het onderwijskundig rapport.

Basisscholen bepalen zelf, in overleg de vo-school, wanneer zij het onderwijskundig rapport bij de school voor voortgezet onderwijs aanleveren. Hierover kunnen in de regio afspraken worden gemaakt. Zo kunnen scholen bijvoorbeeld afspreken dat het schooladvies eerst apart, los van het onderwijskundig rapport, aan de vo-school wordt verstrekt en dat de basisschool het onderwijskundig rapport (inclusief schooladvies en toetsadvies) later nastuurt.

De toelating tot het voortgezet onderwijs is niet afhankelijk van het resultaat op de eindtoets. Bovendien mogen vo-scholen bij de toelating, naast de eindtoets, geen andere gegevens als tweede gegeven gebruiken of eisen (IQ-test, resultaat Entreetoets of andere onderzoeksgegevens). Vo-scholen kunnen wel andere gegevens opvragen, maar deze zijn niet bepalend voor de toelating. In de regio kunnen afspraken worden gemaakt over de gegevens die bij het schooladvies worden betrokken.

Progressie van leerlingen

Overgang naar volgende leergroep

Scholen beslissen zelf of een leerling overgaat naar de volgende groep of klas. Regels voor de overgang zijn niet wettelijk vastgelegd. Elke school beschrijft in haar schoolplan/schoolgids wat de overgangsnormen zijn.  Als de leerresultaten en ontwikkeling van het kind nog niet voldoende zijn, dan is er de mogelijkheid dat het kind blijft zitten, maar in het streven naar een ononderbroken ontwikkeling probeert men dit zoveel mogelijk te beperken.

Bij de beslissing kijkt de school onder meer naar het niveau van de klasgenoten van het kind. De school moet de ouders/verzorgers informeren over de beslissing om het kind niet te laten overgaan.

Als ouders/verzorgers het niet eens zijn met de beslissing om een kind wel of niet over te laten gaan, kunnen ze bezwaar maken via de klachtenprocedure van de school.

Aantallen

Het aandeel leerlingen dat gedurende de basisschoolperiode vertraging oploopt daalt al een aantal jaren. Toch blijft nog altijd ruim een op de zeven leerlingen zitten tijdens de basisschoolperiode.

Leerlingen doorlopen steeds sneller de basisschool: ruim een op de tien leerlingen doorloopt in minder dan acht jaar de basisschool (en is jonger dan elf jaar op 1 oktober in groep 8). Versnellen en vertragen is een manier om leerlingen onderwijs op maat te bieden. In vergelijking met differentiatie in de klas is het organisatorisch een gemakkelijke oplossing. Het onderwijs past zich niet aan de leerling aan, maar de leerling past zich aan het leerstofjaarklassensysteem aan. Versnellen gebeurt vooral in het primair onderwijs.

Bron: De staat van het primair onderwijs 2018 – Onderwijsinspectie. 

Diplomering

Aan het einde van de basisschool krijgen de leerlingen geen getuigschrift of diploma, maar een advies met een onderwijskundig rapport over hun schoolvorderingen en leermogelijkheden. Voor een uitgebreide omschrijving hiervan, zie Schooladvies groep 8 in dit hoofdstuk. Dit advies is gericht op het niveau van onderwijs dat leerlingen in het voorgezet onderwijs zouden kunnen volgen.