Vereisten van benoeming
Primair Onderwijs
Om tot (adjunct-)directeur te kunnen worden benoemd, moet betrokkene in het bezit zijn van:
• een verklaring omtrent het gedrag;
• een getuigschrift van een opleiding op het niveau van hoger onderwijs.
Indien tot de functie werkzaamheden van leidinggevende aard behoren waarvoor
bekwaamheidseisen zijn vastgesteld, dient de betrokkene tevens in het bezit te zijn van een
getuigschrift waaruit blijkt dat aan die eisen is voldaan.
Voor zover de (adjunct) directeur wordt belast met het geven van onderwijs, dient
hij te voldoen aan de voor het te geven onderwijs vastgestelde bekwaamheidseisen.
Tenslotte moet de betrokkene niet krachtens rechterlijke uitspraak van het geven van onderwijs zijn uitgesloten.
Voortgezet Onderwijs
Om tot rector, directeur, conrector of adjunct-directeur te kunnen worden benoemd, moet de betrokkene in het bezit zijn van:
• een verklaring omtrent het gedrag
• een bewijs van bekwaamheid voor één van de vakken die aan de school worden onderwezen. Deze benoemingseis geldt niet voor de voorzitter en de leden van de centrale directie van een school. Het bevoegd gezag van een school zonder centrale directie, kan voor ten hoogste de helft van het aantal directieleden afwijken van deze benoemingseis.
Voor zover tot de functie werkzaamheden van leidinggevende aard behoren waarvoor bekwaamheidseisen zijn vastgesteld, dient betrokkene tevens in het bezit te zijn van een getuigschrift waaruit blijkt dat aan die eisen is voldaan. Tenslotte moet de betrokkene niet krachtens rechterlijke uitspraak van het geven van onderwijs zijn uitgesloten.
Voorwaarden van dienst
Schoolleiding/dagelijks bestuur van onderwijsinstellingen
De taken en bevoegdheden van de schoolleiding c.q. dagelijks bestuur van de onderwijsinstelling zijn vastgelegd in verschillende onderwijswetten. Als gevolg van een wijzigingswet uit 1997, die in het spraakgebruik ook wel wordt aangeduid als "Wet evenredige vertegenwoordiging", geldt dat in alle onderwijssectoren voor schoolbesturen de verplichting om, in geval van ondervertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies, eenmaal in de 4 jaar een document met streefcijfers en een tijdpad op te stellen waarin het beleid en de resultaten daarvan worden vastgelegd. Deze verplichting vervalt zodra vrouwen in leidinggevende functies evenredig zijn vertegenwoordigd.
Schoolleiding in het primair onderwijs
De dagelijkse leiding van een basisschool of van een school voor speciaal onderwijs is in handen van een directeur. Scholen voor basisonderwijs hebben vaak een of meer adjunct-directeuren. De directeur werkt samen met leraren en onderwijsondersteunend personeel. Zij vormen samen het schoolteam.
Het bevoegd gezag stelt een directiestatuut vast, waarin de taken en bevoegdheden van de schoolleiding beschreven staan. De directeur is, onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, belast met:
• het geven van leiding aan de school;
• het mede zorg dragen voor voorbereiding en uitvoering van het onderwijskundige, schoolorganisatorisch en huishoudelijk beleid in de school;
• het mede voorbereiden en uitvoeren van het personeelsbeleid van de school;
• het mede voorbereiden en uitvoeren van het financiële beleid van de school;
• het onderhouden van interne en externe contacten met betrekking tot de vorengenoemde taken;
• het geven van onderwijs, voor zover de directeur niet vrijgesteld is van het geven van onderwijs;
• overige taken die voortvloeien uit de functie van directeur.
In toenemende mate wordt de bovenschoolse schoolleiding ingevoerd. Een bovenschoolse schoolleiding is een directie die leiding geeft aan meerdere scholen en zich vooral bezighoudt met het voorbereiden en uitvoeren van bovenschools (schooloverstijgend) beleid. Aan elke school moet wel minimaal een directeur verbonden zijn bij wie onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, de onderwijskundige, organisatorische en huishoudelijke leiding berust.
Schoolleiding in het voortgezet onderwijs
De dagelijkse leiding van een school voor voortgezet onderwijs is in handen van een rector (vwo) of directeur (overige onderwijssoorten). Scholen voor voortgezet onderwijs hebben een of meer conrectoren of adjunct-directeuren. Zij samen vormen de directie. Het bevoegd gezag stelt een directiestatuut vast, waarin de taken en bevoegdheden van de schoolleiding beschreven staan. De directie is, onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, belast met:
• het geven van leiding aan de school;
• het mede zorg dragen voor voorbereiding en uitvoering van het onderwijskundig, schoolorganisatorisch en huishoudelijk beleid in de school;
• het mede voorbereiden en uitvoeren van het personeelsbeleid aan de school;
• het mede verrichten van beleidsvoorbereidend werk ten behoeve van het bevoegd gezag en het voorbereiden van de bestuursvergaderingen indien dit door het bevoegd gezag wordt opgedragen;
• het onderhouden van interne en externe contacten met betrekking tot de vorengenoemde taken;
• het geven van lessen en het verrichten van leraarstaken voor zover de aard en omvang van de instelling daartoe aanleiding geven;
• overige taken die voortvloeien uit de functie.
Met de invoering van brede scholengemeenschappen is het mogelijk geworden om de directie van een school voor vmbo/havo/vwo te organiseren als centrale directie. Scholen kunnen kiezen voor een "gewone" directie (directeur en adjunct-directeuren) of een centrale directie. Een centrale directie bestaat uit maximaal vijf personen waarvan er een tot voorzitter wordt benoemd. De formatie van de centrale directie omvat ten hoogste drie volledige formatieplaatsen.
In toenemende mate worden verschillende managementvormen ingevoerd. In de praktijk komt onder andere het managementteammodel voor. Het managementteam bestaat uit portefeuillehouders, in plaats van conrectoren/adjunct-directeuren. Afhankelijk van de omvang van de school, kunnen er ook nog locatieleiders in het managementteam zitten. Enerzijds maken zij in het managementteam mede het beleid, anderzijds moeten zij het totale beleid implementeren op de eigen locatie.