Studierichtingen
Een master is een vervolgopleiding op een bacheloropleiding. Voor masteropleidingen in het hoger onderwijs gelden dezelfde categorieën als voor de bacheloropleidingen. De categorieën (indeling volgens het CROHO register) zijn:
- Economie
- Gezondheidszorg
- Gedrag en maatschappij
- Landbouw en natuurlijke omgeving
- Onderwijs
- Recht
- Taal en Cultuur
- Techniek
De studielast van elke master opleiding wordt uitgedrukt in studiepunten (ECTS). In de Onderwijs- en examenregeling (OER) van de opleiding staan de afspraken hierover.
Studielast in studiepunten voor masteropleidingen in het hoger onderwijs
Opleiding Duur Studielast Master hbo/wo ten minste 1 jaar ten minste 60 studiepunten
De studieduur van een master in zowel het hbo als het wo is minimaal één jaar, dit geldt voor de meeste opleidingen. In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (artikel 7.4) worden nog een aantal uitzonderingen genoemd
Studielast hoger beroepsonderwijs.
- De studielast van de masteropleidingen op het gebied van de kunst bedraagt ten minste 60 studiepunten en ten hoogste 120 studiepunten. Het instellingsbestuur bepaalt de studielast van de opleiding.
- De studielast van de masteropleidingen tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in algemene vakken bedraagt 90 studiepunten.
- De studielast van de masteropleidingen advanced nurse practitioner bedraagt 120 studiepunten.
- De studielast van de masteropleidingen physician assistant bedraagt 150 studiepunten.
- De studielast van de masteropleidingen op het gebied van de bouwkunst bedraagt 240 studiepunten
Studielast wetenschappelijk onderwijs:
- De studielast van de masteropleidingen tot leraar voor de periode van voorbereidend hoger onderwijs in vakken van voortgezet onderwijs bedraagt ten minste 60 studiepunten en ten hoogste 120 studiepunten.
- De studielast van de masteropleiding voor het beroep van wijsgeer van een bepaald wetenschapsgebied bedraagt 120 studiepunten.
- De studielast van de masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs die mede gericht zijn op een levensbeschouwelijk ambt of beroep bedragen 180 studiepunten. De studielast van de masteropleidingen voor het beroep van arts, voor het beroep van dierenarts, voor het beroep van apotheker, voor het beroep van tandarts en voor het beroep van klinisch technoloog bedraagt 180 studiepunten.
- De studielast van de masteropleidingen geneeskunde, klinisch onderzoeker bedraagt 240 studiepunten.
Masteropleidingen worden zowel in het hbo als in het wo aangeboden er komen zowel voltijdse, deeltijdse als duale opleidingen voor.
De NVAO beoordeelt al de masters. Alleen goedgekeurde geaccrediteerde masteropleidingen mogen studenten een masterdiploma uitreiken. Op de site van NVAO zijn alle erkende hbo masters en wo masters te vinden.
NLQF
Het Nederlands kwalificatieraamwerk (NLQF) bestaat uit acht niveaus en één instroomniveau. De niveaus worden vastgesteld aan de hand van beschrijvingen van wat iemand weet en kan na voltooiing van het leerproces, waar dan ook doorlopen. Deze beschrijvingen van de niveaus van kennis, competenties en vaardigheden zijn de leerresultaten. Een master is ingedeeld in NLQF niveau 7.
Klik hier voor meer informatie over de NLQF niveaus.
Post initiële masteropleidingen
Binnen het hoger onderwijs worden bestaan er nog twee andere vormen van masteropleidingen:
- De postinitiële masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs;
- De postinitiële masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs.
De Postinitiële masterprogramma’s* zijn voortgezette, veelal beroepsgerichte, opleidingen die primair gericht zijn op mensen die al een hbo- of universitaire titel behaald hebben en/of over de nodige werkervaring in de beroepspraktijk beschikken. Dit zijn masteropleidingen die niet direct aansluiten op een of meer bacheloropleidingen, bijvoorbeeld Master in Finance, of Fine Arts, of Health Administration, of Real Estate, of Theology. De overheid financiert deze postinitiële masters niet. Ook de postinitiële masteropleidingen kunnen geaccrediteerd worden door de NVAO.
Aan postinitiële hbo-masteropleidingen wordt de graad Master (M) verstrekt, gevolgd door het vakgebied/beroepenveld. Afgestudeerden van postinitiële wo-masteropleidingen ontvangen de graad Master of Science (MSc) of Master of Arts (MA), afhankelijk van de opleiding.
Wanneer een instelling niet is erkend en een tot het initiële onderwijs behorende opleiding door de NVAO wil laten accrediteren, dan moet de instelling eerst worden erkend door de overheid. Hiervoor geldt de procedure rechtspersoon voor hoger onderwijs.
* De aanduiding initieel of postinitieel wordt bepaald door de plaats die een opleiding heeft in de onderwijsstructuur: initieel onderwijs is bekostigd onderwijs en bedoeld om toe te rusten voor de arbeidsmarkt, postinitieel onderwijs bouwt daarop voort. De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek kent initiële bachelor- en masteropleidingen, maar alleen postinitiële masteropleidingen, geen postinitiële bachelorpleidingen (WHW, artikel 7.3b).
Bron: NVAO
Toelatingseisen
Het bachelor-diploma, behaald aan het hbo of universiteit, geeft zowel toegang tot een masteropleiding aan het hbo als aan de universiteit. Studenten met een hbo-bachelordiploma die doorstromen naar een masteropleiding aan een universiteit moeten meestal wel eerst met succes een 'overgangsprogramma' (een deficiëntie- of schakelprogramma) afronden. Dit wordt ook wel een pre master genoemd. Hogescholen en universiteiten stellen de instroomvereisten vast.
Er zijn drie soorten schakelprogramma's;
- Een schakelprogramma dat tijdens de HBO-bacheloropleiding wordt gevolgd.
- Een schakelprogramma na een bachelor door inschrijving in een WO- bacheloropleiding.
- In sommige gevallen zal een schakelprogramma binnen een bacheloropleiding niet of niet geheel mogelijk blijken te zijn.
Er is dan na afronding van de bacheloropleiding (nog) een afzonderlijk schakelprogramma nodig om deficiënties voor toelating tot de masteropleiding weg te werken.
Voor toelating tot een postinitiële (onbekostigde) master is niet per definitie een overeenkomende bacheloropleiding noodzakelijk. Het aantal plaatsen van zo'n opleiding is veelal beperkt en kandidaten worden geselecteerd. Deze postinitiële masterprogramma's worden zowel door hogescholen als universiteiten aangeboden.
Een aantal masteropleidingen kennen loting voor studenten.
Curriculum
De overheid bepaalt het raamwerk voor het onderwijs, waarbinnen instellingen moeten opereren. Het bestuur van de instelling is uiteindelijk verantwoordelijk voor de uitwerking van het onderwijs en het curriculum. In de onderwijs- en examenregeling van de instellingen worden de keuzes met betrekking tot het onderwijsprogramma en de examens vastgelegd.
De meeste masteropleidingen worden in de Nederlandse taal gegeven. In een heel aantal gevallen worden delen van de opleiding of zelfs de complete opleiding in het Engels verzorgd. Bij diverse taalopleidingen wordt ook les gegeven in de taal van de opleiding
Onderwijsmethodes
In het hoger onderwijs bestaan er verschillende onderwijsmethodes. Hogescholen en universiteiten zijn vrij in het kiezen van onderwijsmethodes. Er bestaan verschillende manieren waarop studenten in masterprogramma’s les krijgen. Voorbeelden hiervan zijn hoorcolleges en werkgroepen. De instellingen mogen zelf de inhoud en de vorm van het gegeven onderwijs bepalen. Docenten zijn hierin ook vrij om te beslissen, wel volgens de verwachtingen vanuit de hogescholen en universiteiten waar zij les geven.
De eisen waaraan docenten in het hoger onderwijs moeten voldoen verschillen per onderwijsinstelling. Ook hangen deze eisen af van het type werk dat de docent gaat doen. De hogeschool of universiteit kan informatie geven over de voorwaarden die zij stellen en op de manier waarop er les gegeven moet worden.
Verder komt er meer aandacht voor online colleges in het hoger onderwijs, de zogenoemde MOOC’s (Massive Open Online Courses). Zie voor meer informatie de Kamerbrief over digitalisering in het hoger onderwijs.
Progressie/voortgang van de student
Instellingen in het hoger onderwijs kennen een grote mate van autonomie. Zo mogen de instellingen zelf bepalen op welke manier ze de voortgang van studenten meten. Voor veel instellingen geldt dat de individuele studieresultaten van studenten vaak in een studievoortgangsoverzicht worden weergegeven.Instellingen in het hoger onderwijs kennen een grote mate van autonomie. Zo mogen de instellingen zelf bepalen op welke manier ze de voortgang van studenten meten. Voor veel instellingen geldt dat de individuele studieresultaten van studenten vaak in een studievoortgangsoverzicht worden weergegeven.
Meer informatie over het aantal afgestudeerden is te vinden via onderwijsincijfer.nl
Werkgelegenheid
Voor het hbo zijn hechte contacten tussen hogescholen en arbeidsmarkt van groot belang. Deze vinden zowel plaats op landelijk niveau als op het niveau van de opleidingen en instellingen. De HBO-Raad houdt jaarlijks een landelijk onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van afgestudeerde hbo-studenten, de HBO-monitor. Dit is een instrument waarmee hogescholen ieder jaar de arbeidsmarktpositie van hun afgestudeerden kunnen vaststellen en waarmee zij kunnen zien in hoeverre hun opleidingen aansluiten op de eisen in de beroepspraktijk De universiteiten brengen, net als de hogescholen, de arbeidsmarktpositie van hun afgestudeerden in kaart.
Sinds 1998 wordt er bij alle afgestudeerden geïnformeerd naar hun arbeidsmarktpositie. Resultaten worden jaarlijks bekend gemaakt in de WO-monitor.
Verder is het bij veel opleidingen mogelijk op stage te lopen gedurende de masteropleiding. Dit geeft studenten een goede voorbereiding op de arbeidsmarkt.
Studentenevaluatie
Instellingen mogen zelf beslissen op welke manier ze studenten evalueren. Een onderwijseenheid (meestal een module) wordt vaak afgesloten met een schriftelijk tentamen (summatieve evaluatie). Elk tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student. De instelling bepaalt de inhoud en opzet van de tentamens. De individuele studieresultaten van studenten worden vaak in een studievoortgangsoverzicht weergegeven.
In de afstudeerfase van een universitaire master opleiding doet de student een wetenschappelijk onderzoek. Het hangt van de opleiding af in welke vorm dit wordt uitgevoerd. Bijvoorbeeld een literatuurstudie of een onderzoek bij een organisatie. Het kan ook een onderdeel zijn van een onderzoeksprogramma aan de universiteit zelf. Over het onderzoek moet de student een afstudeerscriptie schrijven.
Diplomering
Het instellingsbestuur verleent de graad Master aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs heeft afgelegd. Aan de titel van master kan het domein toegevoegd worden, conform de indeling van de HBO-raad (www.hbo-raad.nl).
Het instellingsbestuur verleent de graad Master aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs heeft afgelegd. Degene aan wie een graad is verleend mag de titel Master of Arts/Science voeren, afgekort tot MA of MSc, geplaatst achter de naam.
Om een doctoraat te kunnen verkrijgen (dr.) dient men een proefschrift te schrijven, onder supervisie van één of meer promotoren. Deze titel staat voor uw naam. U kunt er ook voor kiezen om de graad 'doctor' te voeren. De afkorting D staat dan achter uw naam. Wanneer u meerdere keren bent gepromoveerd, mag u de titel 'dr.mult.' voeren.
Overzicht met titels in het hoger onderwijs en de bijbehorende opleidingen.
- Opleiding hbo-master: Master (M) gevolgd door vakgebied. Vanaf 2014 ook 'of Arts' en 'of Science'. Dit is afhankelijk van de opleiding en beoordeling door NVAO;
- Opleiding hbo-master volgend op afgeronde hbo-master: Master (M) gevolgd door vakgebied/beroepenveld;
- Opleiding wo-master: Doctorandus (drs.), meester (mr., ingenieur (ir.), Master of Arts (MA) of Master of Science (MSc), afhankelijk van de opleiding;
- Opleiding wo-master volgend op afgeronde wo-master: Master (M) gevolgd door vakgebied/beroepenveld, Master of Arts (MA) of Master of Science (MSc).
Bron: Rijksoverheid