Skip to main content
European Commission logo

Eurydice

EACEA National Policies Platform:Eurydice
Speciale onderwijsvoorzieningen binnen het regulier voor- en vroegschoolse educatie en primair en voortgezet onderwijs

Netherlands

12.Onderwijsbegeleiding

12.1Speciale onderwijsvoorzieningen binnen het regulier voor- en vroegschoolse educatie en primair en voortgezet onderwijs

Last update: 14 December 2023

 

Definitie van de doelgroep

Het basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs vallen onder de Wet op het Primair onderwijs. Het (voortgezet) speciaal onderwijs valt onder de Wet op de Expertisecentra. Hoofdstuk 12.2 gaat in op het (voortgezet) speciaal onderwijs. Binnen het reguliere onderwijs bestaan er onderwijsvoorzieningen voor kinderen die extra begeleiding en ondersteuning nodig hebben. Preventieve ambulante begeleiding is het bieden van extra hulp zodat leerlingen, die anders aangewezen zouden zijn op (voortgezet) speciaal onderwijs, in staat zijn een school voor regulier onderwijs te volgen.

Samenwerking tussen scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en reguliere scholen wordt symbiose genoemd. Een deel van het onderwijs wordt dan uitgevoerd door een reguliere school terwijl de leerling ingeschreven staat op een school voor voortgezet speciaal onderwijs.

Leerlinggebonden financiering

De leerlinggebonden financiering (lgf; ook wel ‘rugzak(je)’ genoemd) is het geld dat scholen, in het basis-, voortgezet- en mbo-onderwijs, ontvangen voor leerlingen met een beperking. Een school kan het geld bijvoorbeeld gebruiken voor extra begeleiding of aangepast lesmateriaal. Lgf is voor leerlingen die zonder extra voorzieningen geen gewoon onderwijs kunnen volgen. Het gaat om leerlingen met:

  • een verstandelijke, zintuiglijke of lichamelijke beperking;
  • ernstige psychiatrische problemen;
  • ernstige leerproblemen of gedragsproblemen;
  • een meervoudige beperking;
  • een langdurige ziekte.

De school stelt een onderwijskundig rapport voor de indicatiestelling op bij de aanvraag voor lgf. De basisschool maakt ook zo’n rapport als het kind overstapt naar speciaal basisonderwijs of het speciaal onderwijs. In het rapport staat welke maatregelen de school neemt om het kind op school te houden. Het rapport bevat ook gegevens over de ontwikkeling van het kind.

Vanaf 1 augustus 2014 treedt de Wet passend onderwijs in werking. Regionale samenwerkingsverbanden van scholen worden vanaf dat moment verantwoordelijk voor onderwijsondersteuning: zowel die in het (voortgezet) speciaal onderwijs, als bepaalde vormen van lichte ondersteuning in het reguliere onderwijs. De lgf (het rugzakje) komt te vervallen. Daarvoor in de plaats kunnen de samenwerkingsverbanden extra budget toekennen voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben in het reguliere onderwijs. Het budget blijft wel volledig beschikbaar, maar gaat voortaan rechtstreeks naar de samenwerkende scholen.  Zie voor meer informatie hierover hoofdstuk 12.2 Wijziging wetgeving.

Een reguliere basisschool is niet verplicht om een leerling met lgf aan te nemen, bijvoorbeeld omdat de schoolleiding denkt niet in staat te zijn de leerling passend onderwijs te geven. In dat geval is plaatsing op de school niet in het belang van de leerling die extra zorg nodig heeft en ook niet in het belang van de medeleerlingen.

Praktijkonderwijs

Het praktijkonderwijs is voor leerlingen die naar verwachting geen vmbo-diploma kunnen halen. Praktijkonderwijs leidt deze leerlingen op voor de arbeidsmarkt. De Regionale Verwijzingscommissie (RVC) geeft beschikkingen af voor het praktijkonderwijs. Wanneer een RVC een beschikking voor leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) afgeeft, ontvangt de vmbo-school waar de leerling is ingeschreven extra bekostiging. De school kan deze middelen samen met de middelen vanuit het regionaal zorgbudget inzetten om lwoo-geïndiceerde leerlingen, maar ook niet-lwoo-geïndiceerde leerlingen, de benodigde leerwegondersteuning te bieden. Een beschikking praktijkonderwijs van de RVC is noodzakelijk om toegelaten te worden tot het praktijkonderwijs.

 

 

Specifieke ondersteuningsmaatregelen

 

Ondersteuningsmaatregelen op de basisschool

Scholen gebruiken het geld van de rugzak voor onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. De school kan er extra begeleiding van leerkrachten en leerling mee betalen. Ook kan de school er lesmateriaal van aanschaffen.

 

Remedial teacher

Remedial teachers zijn speciaal opgeleid om leerlingen extra te begeleiden die op een lager niveau dan gemiddeld functioneren als gevolg van bijvoorbeeld een leerprobleem, gedragsprobleem of gedragsstoornis. Verder hebben scholen vaak een interne begeleider die kinderen individueel begeleidt.

Hoogbegaafdheid

Scholen kunnen zelf bepalen welke leermiddelen zij inzetten voor leerlingen die hoogbegaafd zijn. In het zorgplan van de samenwerkingsverbanden staat beschreven welke methoden en middelen de school gebruikt.

Dyscalculie

Leerlingen met dyscalculie hebben moeite met rekenen en wiskunde. In het zorgplan van de basisschool staat welke begeleiding leerlingen met dyscalculie krijgen.

Dyslexie

In het basisonderwijs krijgen kinderen met leesproblemen gerichte ondersteuning. In het zorgplan van de basisschool staat welke methoden en hulpmiddelen de school gebruikt voor dyslectische leerlingen.

ADHD en Autisme

Kinderen met ADHD of autisme kunnen op een gewone school extra begeleiding. Als deze kinderen zich op een reguliere school niet goed ontwikkelen kunnen ze worden doorverwezen naar het speciaal onderwijs

Scholen moeten vanaf 1 augustus 2014 een passende onderwijsplek bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. In het nieuwe stelsel bepalen de schoolbesturen in een samenwerkingsverband welke ondersteuning leerlingen krijgen.

 

Ondersteuningsmaatregelen in het voortgezet onderwijs

De leerlinggebonden financiering kan ook ingezet worden in het voortgezet onderwijs voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Daarnaast zijn er in het voortgezet onderwijs ook speciale maatregelen mogelijk voor leerlingen met dyscalculie, dyslexie en leerlingen die hoogbegaafd zijn.

Hoogbegaafdheid

In het voortgezet onderwijs zijn scholen zelf verantwoordelijk voor onderwijs op maat aan hoogbegaafde leerlingen. Scholen ontvangen hier geld voor. In het schoolplan staat wat de school doet voor hoogbegaafde leerlingen. Er is ook een landelijk netwerk van begaafdheidsprofielscholen. Deze scholen bieden extra aandacht aan hoogbegaafde leerlingen.

Dyscalculie

Voor leerlingen met dyscalculie in het voortgezet onderwijs zijn verschillende voorzieningen. Het protocol dyscalculie helpt scholen in de ondersteuning van leerlingen. Bij de centrale examens kan een leerling een tijdverlenging krijgen van maximaal 30 minuten. Bij alle centrale examens mogen leerlingen met dyscalculie een rekenmachine gebruiken. Een school mag andere hulpmiddelen zoals een formulekaart of rekentabellen niet toestaan.

Dyslexie

In het voorgezet onderwijs kan er op verschillende manieren rekening worden gehouden met dyslectische leerlingen. Deze leerlingen kunnen bijvoorbeeld:

• vaker een mondelinge toets krijgen;

• extra examentijd krijgen;

• gebruikmaken van hulpmiddelen zoals een daisyspeler of een computer met spellingcontrole;

• extra begeleiding krijgen bij lezen, spelling of taal. Dit gebeurt vaak in samenwerking met een onderwijsbegeleidingsdienst of een remedial teacher.

Dyslexieverklaring

Om voor hulpmiddelen op school in aanmerking te komen hebben leerlingen in het voortgezet onderwijs een dyslexieverklaring nodig. De verklaring beschrijft welke belemmeringen de dyslexie veroorzaakt en welke hulpmiddelen nuttig kunnen zijn. Alleen een erkende psycholoog of orthopedagoog, gespecialiseerd op het gebied van leerstoornissen, kan een dyslexieverklaring afgeven.