Skip to main content
European Commission logo
EACEA National Policies Platform:Eurydice
Organisatie in de onderbouw van het voortgezet onderwijs

Netherlands

6.Voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs

6.1Organisatie in de onderbouw van het voortgezet onderwijs

Last update: 14 December 2023

 

Soorten instellingen in het voortgezet onderwijs

 

Schooltypen

Met het voortgezet onderwijs bedoelen we alle vormen van onderwijs die direct aansluiten op het basisonderwijs. Net als in het basisonderwijs zijn er openbare en bijzondere scholen.

Er zijn grofweg vier typen voortgezet onderwijs te onderscheiden:

1.  Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo):

  • Heeft een duur van vier jaar en is voor kinderen met een gemiddelde leeftijd van 12 tot en met 16 jaar.
  • De leerlingen hebben de keuze uit 4 leerwegen:
  1. De theoretische leerweg (vmbo-t)
  2. De gemengde leerweg (vmbo- g)
  3. De kaderberoepsgerichte leerweg (vmbo- k)
  4. De basisberoepsgerichte leerweg(vmbo- b)
  • Het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) is geen type onderwijs, maar is bedoeld voor leerlingen die achterstanden of andere problemen hebben en in principe voldoende capaciteiten hebben om een vmbo-diploma te behalen. De leerlingen ontvangen zorg op maat. De duur en de vorm van leerwegondersteuning kan van leerling tot leerling verschillen.

2.  Het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo):

  • Het havo duurt vijf jaar en is voor leerlingen met een gemiddelde leeftijd van 12 tot en met 17 jaar.
  • Dit onderwijstype biedt algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming en is een voorbereiding op aansluitend hoger beroepsonderwijs of dient als doorstroming naar het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Na de basisvorming kiezen havo- leerlingen in de Tweede Fase een profiel; een vakkenpakket met zowel verplichte als keuzevakken.
  • De eerste drie leerjaren van havo gelden als de onderbouw (ISCED 2).

3. Het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) –atheneum of gymnasium-:

  • Heeft een cursusduur van zes jaar en is voor leerlingen met een gemiddelde leeftijd van 12 tot en met 18 jaar.
  • De eerste drie leerjaren van het vwo gelden als de onderbouw (ISCED 2)
  • Aan het eind van het derde jaar kiezen de vwo-leerlingen een profiel, een vakkenpakket met zowel verplichte als keuzevakken. Het gymnasium is een vwo-opleiding met als extra vakken Latijn, Grieks en klassieke culturele vorming. Het tweetalig vwo is een vwo-opleiding waarin vanaf de brugklas ongeveer de helft van de vakken in het Engels gegeven wordt.

4.  Het praktijkonderwijs (pro):

  • Het pro is bedoeld voor leerlingen die niet in staat zijn om het onderwijs in een van de leerwegen van het vmbo, al dan niet in combinatie met leerwegondersteunend onderwijs, met een diploma af te sluiten.
  • Het praktijkonderwijs richt zich op de individuele leerling en maakt hiervoor een ontwikkelingsplan.
  • In tegenstelling tot de leerwegen bereidt het praktijkonderwijs leerlingen in principe niet voor op het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), maar op de regionale arbeidsmarkt.

Internationalisering

Internationalisering van het voortgezet onderwijs vindt plaats door tweetalig onderwijs (tto). Hierbij worden minimaal de helft van de vakken in een vreemde taal gegeven, meestal in het Engels. In Nederland zijn er 130 tto- scholen. Zie hoofdstuk 13.1 voor meer informatie over mobiliteit in het voortgezet onderwijs.

 

Scholengemeenschappen

De meeste scholen binnen het voortgezet onderwijs maken deel uit van een scholengemeenschap:

• Een scholengemeenschap bevat meerdere schooltypen voor voortgezet onderwijs die samenwerken: vmbo, havo en vwo.

  • Brede scholengemeenschappen zijn vaak georganiseerd in leerling stromen, afdelingen en sectoren. Door deze kleinschalige organisatie wordt de band tussen leerling en leraar onderling versterkt.
  • Daarnaast zijn er smalle scholengemeenschappen. Zij bestaan uit bijvoorbeeld alleen vmbo, uit vmbo theoretisch- havo- vwo of uit havo- vwo.

• Naast scholengemeenschappen bestaan er categoriale scholen, die maar één schoolsoort omvatten, bijvoorbeeld een school voor vmbo of vwo. Zo bieden bijvoorbeeld categoriale vbo's (voorbereidend beroepsonderwijs) alleen de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg aan. Het vmbo en scholen voor praktijkonderwijs moeten aangesloten zijn bij een samenwerkingsverband met 2 of meer scholen of scholengemeenschappen.

 

Geografische spreiding van scholen

Nederland kent ongeveer 660 scholen voor het voortgezet onderwijs. In Nederland is de gemiddelde afstand van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde middelbare school, 2.4 km. De minister van OCW stelt jaarlijks een Plan van Scholen vast, dat steeds betrekking heeft op een periode van drie jaar. Dit plan probeert een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen naar soort van onderwijs te bereiken. Hierbij wordt mede gelet op het waarborgen van het verlangde onderwijs in het betrokken gebied.

 

Toelatingsvoorwaarden en schoolkeuze

 

Toelating onderbouw voortgezet onderwijs

  1. Leerlingen worden toegelaten tot voortgezet onderwijs na het primair onderwijs (het basisonderwijs of het speciaal basisonderwijs) en zijn dan gemiddeld 12 jaar.
  2. Het schoolbestuur van de school voor vmbo, havo en vwo beslist over de toelating van de leerlingen en kan daartoe een toelatingscommissie onder haar verantwoordelijkheid instellen. Een toelatingscommissie bestaat uit de directeur en een of meer leraren van de school voor voortgezet onderwijs. De directeur van de basisschool is verplicht een onderwijskundig rapport (een schooladvies) op te stellen over de leermogelijkheden en de schoolvorderingen van de aangemelde leerling.
  3. Het schooladvies van de basisschool is vanaf 2015 leidend bij de plaatsing van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Een andere manier om de geschiktheid te testen is om in het laatste leerjaar van het basisonderwijs een centraal ontwikkelde toets af te nemen, die de kennis en het inzicht van de leerling meet. Het Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO) ontwikkelt ieder jaar een eindtoets basisonderwijs. Een middelbare school mag een leerling echter niet weigeren op basis van deze CITO- scores.

Over de toelating van een leerling naar het praktijkonderwijs besloot tot 1 januari 2016 een Regionale Verwijzingscommissie. Sinds begin 2016 neemt het samenwerkingsverband passend onderwijs in de regio een besluit over de toelatingsverklaring voor het praktijkonderwijs.

 

Schoolkeuze

Voor het voortgezet onderwijs geldt dat er, behoudens algemene toelatingsvoorwaarden, sprake is van vrije schoolkeuze. In de praktijk wordt de keuze alleen beperkt door het advies van de basisschool en de toelatingseisen voor de leerwegen in het vmbo en voor havo en vwo.

 



Groepsindeling

  • Binnen de meeste scholen zijn de leerlingen ingedeeld in groepen volgens het leerstofjaarklassensysteem: leerlingen van dezelfde leeftijdsgroep zitten bij elkaar. Scholen hebben de vrijheid om leerlingen van verschillende schooltypes al dan niet in dezelfde klas te plaatsen. Op scholengemeenschappen zijn de klassen in de eerste leerjaren vaak gecombineerd.
  • De groepsgroottes verschillen per leerweg in het voortgezet onderwijs. Er is over het algemeen geen ondergrens, als bovengrens hanteren scholen vaak 30-32 leerlingen.
  • Meer dan de helft van alle leerlingen in het eerste leerjaar zit in een zogeheten 'dakpanklas'/ brede brugklas. Dat zijn klassen van 2 aan elkaar grenzende schoolsoorten, zoals vmbo/havo of havo/vwo.
  • Aan het eind van het tweede leerjaar kiezen vmbo-leerlingen een sector en leerweg, terwijl havo/vwo-leerlingen aan het eind van het derde leerjaar een profiel kiezen. Op het moment dat de leerlingen een profiel of sector kiezen, vindt er vaak hergroepering plaats.

 

Organisatie van het schooljaar

Het Ministerie van OCW bepaalt de data van het schooljaar of het collegejaar en de spreiding, de lengte en de data van de zomervakantie. Het schooljaar loopt van 1 augustus tot en met 31 juli van het daaropvolgende kalenderjaar.

  • De zomervakantie voor het voortgezet onderwijs duurt zes weken, vindt gespreid over drie regio's (Noord, Midden en Zuid) plaats en wordt door de minister verplicht voorgeschreven. Verder geldt twee weken kerstvakantie en een week meivakantie. Voor de herfstvakantie en voorjaarsvakantie gelden adviesdata.
  • Bij het vaststellen van de korte vakanties (herfst-, kerst-, voorjaars- en meivakantie) is geen toestemming van de minister nodig. Het schoolbestuur bepaalt de data met instemming van de medezeggenschapsraad. Het advies van de minister is dat scholen steeds na een leerperiode van zeven à acht weken een week vakantie geven;
  • Er is een maximum van 55 vakantiedagen, 12 roostervrije dagen vier vrije feestdagen per schooljaar.

Meer informatie over de organisatie van de schooltijden is te vinden in het Eurydice rapport: The organisation of School Time in Europe.

 



Organisatie van de dag en week

De medezeggenschapsraad brengt advies uit aan het bevoegd gezag (schoolbestuur) over vaststelling of wijziging in het lesrooster. Het bestuur bepaalt de onderwijstijd en  stelt de duur van de lessen en de schooltijden vast met instemming van het ouders-/leerlingendeel van de medezeggenschapsraad.

Wettelijke minimumnorm onderwijstijd (in klokuren)

Sinds 2015- 2016 is er in het voortgezet onderwijs geen urennorm per leerjaar en per leerling meer. Deze urennorm is vervangen door een urennorm per opleiding, deze norm is in 2015 vastgelegd in de Wet modernisering onderwijstijd.  Scholen kunnen zelf kiezen hoe zij het onderwijsprogramma inrichten, zolang er maar aan de volgende urennorm voldaan wordt:

  • 3700 uur voor het vmbo
  •  4700 uur voor het havo
  • 5700 uur voor het vwo

Wel moet per jaar ten minste 189 dagen onderwijs worden gegeven. Een lesuur kan variëren, bijvoorbeeld ongeveer 50- 90 minuten.

Er is geen voorgeschreven lessentabel of adviestabel. Er wordt voor geen enkel vak een minimum aantal lesuren voorgeschreven. Wel bestaan er verplichtingen voor het onderwijs in lichamelijke opvoeding dat gespreid over alle leerjaren en gespreid over de weken in het schooljaar gegeven moet worden. In de bovenbouw (de laatste twee leerjaren vmbo en havo en de laatste 3 leerjaren vwo) wordt de duur van de lessen en de schooltijden mede vastgesteld op basis van de studielastbenadering. Hierbij wordt uitgegaan van de tijd die de gemiddelde leerling nodig heeft om zich een bepaalde hoeveelheid stof eigen te maken, zowel op school als thuis. Elk onderdeel van het curriculum wordt beschouwd als studielast, ook werkstukken schrijven, boeken lezen, werken in de mediatheek, excursies en huiswerk.

Voor meer informatie over de instructietijd van vakken in diverse landen, zie het Eurydice rapport ‘Recommended Annual Instruction Time in Full-time Compulsory Education'.