Skip to main content
European Commission logo
EACEA National Policies Platform:Eurydice
Organisatie van het middelbaar beroepsonderwijs (MBO)
Netherlands

Netherlands

6.Voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs

6.7Organisatie van het middelbaar beroepsonderwijs (MBO)

Last update: 14 December 2023

Soorten instellingen in het middelbaarberoepsonderwijs

Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) heeft een drievoudige leeropdracht. Het leidt studenten op voor een vak, voor een vervolgopleiding en voor goed burgerschap. Er zijn opleidingen op 4 niveaus: mbo 1, 2, 3 en 4;respectievekijk de entree-opleiding, de basisberoepsopleiding, de vakopleiding en de middenkaderopleiding. Vanaf niveau 2 gelden er  toelatingseisen. Er zijn verschillende opleidingen binnen het MBO.

De benamingen van de opleidingsniveau’s en de relatie tot de indeling van het Europese Qualificatie Format (EQF, resp. de Intenationale Standard Onderwijs Classificitie (ISCED), zijn:

  1. De Entreeopleiding (niveau 1; NLQF niveau 1, ISCED2011-niveau 2);

    De entreeopleiding is bedoeld voor jongeren zonder een diploma van een vooropleiding. Deze entreeopleiding bereidt jongeren voor op de arbeidsmarkt. Of op doorstroming naar een mbo-2-opleiding. De opleiding duurt 1 jaar.

  2. De basisberoepsopleiding (niveau 2; NLQF niveau 2, ISCED2011-niveau 3)

    De basisberoepsopleiding duurt 1 tot 2 jaar. Het bereidt leerlingen voor om uitvoerende werkzaamheden te doen. Bijvoorbeeld kapper of autotechnicus.

    Vooropleiding: de basisberoepsgerichte leerweg (BBL)

  3. De vakopleiding (niveau 3; NLQF niveau 3, ISCED2011-niveau 3)

    De vakopleiding duurt 2 tot 3 jaar. Leerlingen leren hier werkzaamheden zelfstandig uit te voeren. Het gaat om beroepen als verzorgende en eerste monteur.

    Vooropleiding: de gemengde, theoretische en kadergerichte leerwegen aan het vmbo, of havo.

  4. De middenkaderopleiding (niveau 4; NLQF niveau 4, ISCED2011-niveau 3 )

    De middenkaderopleiding duurt 3 jaar. Voor sommige opleidingen geldt een maximum van 4 jaar. Leerlingen leren hier werkzaamheden volledig zelfstandig uit te voeren. Het gaat om beroepen als filiaalbeheerder en activiteitenbegeleider. Leerlingen die deze opleiding afronden, kunnen verder studeren op het hbo.

    Vooropleiding: de gemengde, theoretische en kadergerichte leerwegen aan het vmbo, of havo.

     

Hiernaast bestaat er ook een specialistenopleiding. Deze opleiding is bedoeld voor leerlingen die al een vakopleiding (niveau 3) hebben gevolgd. De specialistenopleiding duurt dan 1 jaar.

Er zijn verschillende typen mbo- scholen:

  • 41 Regionale opleidingencentra (ROC's):
  • Bieden het complete scala aan opleidingen uit de volwasseneneducatie en het beroepsonderwijs (voltijd of deeltijd). Dit gecombineerde onderwijsaanbod versterkt de institutionele en programmatische samenhang tussen het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie.

  • Roc’s bieden opleidingen in de sectoren techniek, zorg en welzijn en economie en bereiden studenten voor op een groot aantal beroepen.

  • De gemiddelde omvang van een instelling is 10.000 studenten.

De ROCs bieden ook volwasseneneducatie aan. Dit betreft zowel algemeen initieel onderwijs; basiseducatie (lezen, schrijven, rekenen) als algemeen vormend onderwijs voor de doorstroom naar het beroepsonderwijs of het hoger onderwijs. Volwasseneneducatie wordt ook aangeboden door het particulier organisaties waarvan een deel formeel erkend is. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de planning en bekostiging van de volwasseneneducatie.

  • 11 Vakscholen
  • Richten zich op het opleidingsaanbod voor één beroepenveld binnen één sector uit het middelbaar beroepsonderwijs

  • De gemiddelde omvang van een instelling is 2.500 studenten.

  • 13  AOC's: Agrarische Opleidings Centra
  • Verzorgen de opleidingen op het gebied van voeding, natuur en milieu. Deze zogeheten 'groene opleidingen' hebben vaak een afdeling en nauwe banden met het hoger agrarisch onderwijs.

  • De gemiddelde omvang van een instelling is 2.100 studenten.

Opleidingscentra in het mbo vallen allemaal onder een koepelorganisatie. Voor roc's en vakscholen is dat de MBO Raad. Voor aoc’s is het de AOC Raad.

Naast dit, door de overheid bekostigde onderwijs, bestaan er ook particuliere opleidingsinstellingen. Zij zijn verenigd en vertegenwoordigd door de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO). Een aantal particuliere opleidingsorganisaties hebben licenties verworven om formeel erkende opleidingen aan te bieden en daarvoor diploma’s af te geven.

Geografische spreiding van scholen

Er bestaat geen overheidsbeleid ten aanzien van de geografische spreiding van instellingen voor beroepsonderwijs.

Toelatingsvoorwaarden en schoolkeuze

De toelatingseisen voor het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) verschillen per opleidingsniveau. De opleidingsniveau’s worden verder toegelicht in hoofdstuk 6.8.

  • Toelatingseisen entreeopleiding (vroeger niveau 1)

  • de leerling voldoet niet aan de vooropleidingseisen voor toelating tot een opleiding mbo-2, mbo-3 of mbo-4;

  • de leerling is op 1 augustus minimaal 16 jaar.

    Toelatingseisen basisberoepsopleiding (niveau 2)

    Sinds 1 augustus 2014 zijn er voor de basisberoepsopleiding vooropleidingseisen. Dit houdt in dat iedereen die de basisberoepsopleiding wil volgen, aan de volgende vooropleidingseisen moet voldoen:

  • basisberoepsgerichte leerweg of kaderberoepsgerichte leerweg: de leerling is in het bezit van een diploma lager beroepsonderwijs (lbo), voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) of voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo);

  • theoretische leerweg:een mavo-diploma of vmbo-diploma; 

  • gemengde leerweg: een diploma mavo-vbo of een vmbo-diploma;

  • een bewijs dat de kandidaat de eerste 3 leerjaren van de havo of het vwo goed heeft doorlopen;

  • een ander diploma of bewijsstuk dat de overheid heeft erkend op basis van een ministeriële regeling;

  • een assistentopleiding die opleidt tot hetzelfde beroep of dezelfde richting. 

  • Toelatingseisen vakopleiding (niveau 3) of middenkaderopleiding (niveau 4)

Voor de vakopleiding en de middenkaderopleiding gelden dezelfde toelatingseisen:

  • kaderberoepsgerichte leerweg: een diploma voor lbo, vbo of vmbo;

  • theoretische leerweg: een diploma voor mavo of vmbo; 

  • gemengde leerweg: een diploma mavo-vbo of vmbo; 

  • een bewijs dat u de eerste 3 leerjaren van de havo of het vwo goed heeft doorlopen;

  • een ander diploma of bewijsstuk dat de overheid heeft erkend op basis van een ministeriële regeling. 

  • Toelatingseisen specialistenopleiding (niveau 4)

  • een diploma nodig van de vakopleiding (niveau 3), voor hetzelfde beroep of dezelfde richting.

Met een niveau 4 diploma kan een student doorstromen naar het hoger beroepsonderwijs voor opleiding op het niveau van een Associate Degree (AD) of Bachelor (B).

Studenten die 21 jaar of ouder zijn met een mbo-3diploma, kunnen eventueel na een toelatingsonderzoek worden toegelaten. De beslissing ligt bij de betreffende hogeschool.

Groepsindeling

Er zijn geen specifieke groepsindelingen aanwezig voor het mbo.

Mbo-instellingen verantwoordelijk voor toelatingsbeleid

In de Wet educatie en beroepsonderwijs staat dat mbo-instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor hun toelatingsbeleid. Een mbo-instelling mag een leerling in bijzondere gevallen toelaten tot een beroepsopleiding. Ook als de persoon niet voldoet aan de voorwaarden. Dit kan alleen als de mbo-instelling verwacht dat de leerling de opleiding met goed resultaat zal kunnen doorlopen.

Werken en leren

Mbo-studenten combineren school met stages in de praktijk. Dit gebeurt via twee leerwegen:

  • de beroepsopleidende leerweg (BOL): de leerling zit het grootste deel van de opleiding op school.

  • of de beroepsbegeleidende leerweg (BBL): de leerling werkt een in een bedrijf en volgt 1 of 2 dagen per week school. Vanaf schooljaar 2015-2016 mag een mbo een gecombineerde leerweg aanbieden. Daarbij volgt de leerling de 1e jaren lessen op school, het 2e deel van de opleiding gaat hij aan de slag binnen een bedrijf. Dit is een experiment. 

Tijdbewaking

Een mbo-student heeft 1.600 uur per jaar beschikbaar voor zijn studie. De 2 leerwegen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) hebben verschillende onderwijstijden.

  • Urennormen BBL
  • Het aantal uren onderwijs voor de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) is minimaal 850 uren per studiejaar. Hiervan zijn er minimaal 200 voor les op school (begeleide onderwijsuren) en ten minste 610 uren voor les in de praktijk (beroepspraktijkvorming, bpv).

  • De resterende 40 uur kan ofwel door begeleide onderwijsuren ofwel door beroepspraktijkvorming worden ingevuld.

    Urennormen BOL

  • Het aantal uren onderwijs voor de beroepsopleidende leerweg (bol) geldt per opleiding. In het schema gaat het bij de urennormen om het minimale aantal begeleide onderwijsuren en beroepspraktijkvorming.

  • In het eerste jaar moet het onderwijsprogramma minimaal 700 uur begeleide onderwijstijd kennen, behalve bij de entreeopleiding. Dit is dat leerlingen het eerste jaar voldoende les op school krijgen.  

De volgende tabel geeft meer informatie over de urennorm bij de BOL- opleidingen:

BOL opleidingen

Aantal uren per opleiding

Minimaal aantal uren onderwijs op school

(begeleide onderwijsuren)

Minimum aantal uren onderwijs in de praktijk

(beroepspraktijkvorming)

Entreeopleiding

1.000

600

geen minimum

1-jarige opleiding

1.000

700

250

2-jarige opleiding

2.000

1.250

450

3-jarige opleiding

3.000

1.800

900

4-jarige opleiding

4.000

2.350

1.350

 

Het bevoegd gezag kan een onderwijsprogramma verzorgen dat minder uren omvat dan de hierboven genoemde aantallen mits de opleiding aantoonbaar van voldoende kwaliteit is.

SBB; intermediair beroepsonderwijs bedrijfsleven

  • Tot 1 augustus 2015 vormden de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (KBB's) de schakels tussen het beroepsonderwijs en het georganiseerde bedrijfsleven. Ze waren per bedrijfstak georganiseerd en bestuurd door vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers en in bijna alle gevallen door vertegenwoordigers van scholen. Per 1 augustus 2015 zijn de wettelijke taken en verantwoordelijkheden belegd bij de SBB zorgt voor de ontwikkeling van een heldere kwalificatiestructuur, waarin de gewenste kwalificaties zijn omschreven die aansluiten bij de ontwikkelingen in de beroepspraktijk. SBB letten op de kwaliteit van de examens in het mbo en zorgen  voor voldoende leerbedrijven. Ook bepalen ze, aan de hand van vooraf vastgestelde criteria, welke bedrijven of organisaties bevoegd zijn tot het verzorgen van beroepspraktijkvorming (bpv).

  • Bedrijven of organisaties die voldoen aan de criteria krijgen een erkenning en worden opgenomen in het bedrijvenregister van de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). In SBB werken het mbo en het georganiseerd bedrijfsleven samen.

Bibliografie

Soorten instellingen: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/middelbaar-beroepsonderwijs/inhoud/opleidingen-niveaus-en-leerwegen-in-het-mbo

Mbo- instelling verantwoording: Wet WEB  Artikel 8.1.1. Inschrijving lid 3

Werken en leren: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/middelbaar-beroepsonderwijs/inhoud/opleidingen-niveaus-en-leerwegen-in-het-mbo

tabel BOL- opleidingen: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/schooltijden-en-onderwijstijd/inhoud/overzicht-aantal-uren-onderwijstijd

SBB: OECD 2014, Reviews of Vocational Education and Training .’A Skills beyond School Review of the Netherlands, blz. 31 & 44.