Organisatie van de doctoraatsopleiding
Het doctoraat is de hoogste academische graad die behaald kan worden aan de universiteit. De bijbehorende titel is doctor. Om dit doctoraat te behalen moeten kandidaten een promotieonderzoek doen; promotieonderzoek kan binnen elke academische discipline worden uitgevoerd. De term promoveren wordt gebruikt voor zowel de promotieplechtigheid als voor het traject ernaar toe.
Onderwijsprogramma’s binnen de doctoraatsopleiding voldoen aan de volgende hoofdcriteria:
− Normaal gesproken is succesvolle afronding van een programma volgens de International Standard Classification of Education 2011 (ISCED 2011) op niveau 7 een vereiste om aan ISCED-niveau 8 te mogen beginnen.
− De duur is minimaal 3 jaar fte. Kortere niet-doctorale onderzoeksprogramma’s horen in niveau 7 te worden ondergebracht.
Aanvullende criteria:
− Een doctors-titel is vaak een vereiste voor het verkrijgen van bepaalde functies in tertiair onderwijsinstellingen of onderzoeksfuncties in overheid en industrie.
Bron: CBS
Het doctoraatsdiploma wordt verkregen na het succesvol verdedigen van een proefschrift. Dit is een persoonlijk wetenschappelijk werk waaraan meerdere jaren studie en het zelfstandig uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek onder supervisie van een aan een universiteit verbonden hoogleraar is voorafgegaan.
Het onderzoek voor een promotie wordt veelal aan een universiteit uitgevoerd, maar noodzakelijk is dat niet. Het is ook mogelijk als ‘buitenpromovendus’ te promoveren, bijvoorbeeld als medewerker van een niet-universitaire onderzoeksinstelling, zoals een researchlaboratorium in het bedrijfsleven, of een perifeer ziekenhuis. In de vakken die niet van uitgebreide faciliteiten afhankelijk zijn kan iemand zelfs thuis zijn proefschrift schrijven. Wel moet de buitenpromovendus een promotor hebben aan een universiteit. Alleen universiteiten kunnen de doctorstitel toekennen.
Een promotieonderzoek met een promotieaanstelling voor een promotietraject (zie 7.5.3) binnen de universiteit duurt 4 jaar.
Toelatingseisen
Om tot promotie toegelaten te worden moet iemand eerst een doctoraalexamen hebben behaald (drs. - doctorandus, mr. - meester in de rechten, ir. - ingenieur, of een initiële master: MSc, MA of LLM). In uitzonderlijke situaties kan iemand die geen doctoraalexamen heeft gehaald echter toch promoveren en een doctorstitel verwerven.
Status van promovendi
De promovendus heeft in beginsel een werknemersstatus; de promovendus treedt in dienst van de universiteit. Promovendi worden primair geacht onderzoek te doen dat resulteert in een proefschrift. Ook het volgen en geven van onderwijs zijn een belangrijk onderdeel van het promotietraject. Bij de start van het traject worden opleiding en onderwijsonderdelen vastgesteld. Daarnaast stelt de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) in Nederland in het kader van speciale NWO-programma’s middelen beschikbaar voor promotieplaatsen bij universiteiten, als een ingediend project van de desbetreffende universiteit door NWO is goedgekeurd.
Naast de promovendus als werknemer en de buitenpromovendus, zijn, mede door de toenemende internationalisering, meer vormen van promotietrajecten ontstaan, waaronder de beurspromovendi en joint PhD’s. De VSNU onderscheidt vier typen promovendi:
Categorie A: Promovendi in dienst
1. Werknemer- promovendus (= standaardgroep): Werknemer die een arbeidsovereenkomst en een afspraak gericht op een promotietraject heeft met de universiteit of UMC
2. Promoverende medewerkers: Werknemer die een arbeidsovereenkomst en een afspraak gericht op een promotietraject heeft met de universiteit of UMC.
Categorie B: Promovendi NIET in dienst
3. Contractpromovendus: Persoon die geen arbeidsovereenkomst heeft met de universiteit waar de promotie wordt afgerond, maar die als hoofddoelstelling heeft te promoveren. Een contractpromovendus onderscheidt zich van een buitenpromovendus omdat hij/zij hetzij op één of andere wijze gefinancierd wordt voor zijn/haar promotie (beurzen) of dat hij/zij in ‘de tijd van de baas’ mag promoveren (ongeacht hoeveel tijd beschikbaar wordt gesteld). Vooruitlopend op (inter)nationale ontwikkelingen lijkt een onderscheid naar type financiering van belang:
3a. Beurs verstrekt door de ‘eigen’ universiteit of UMC.
3b. Beurs verstrekt door een andere organisatie dan de universiteit zoals onder a bedoeld. Bijvoorbeeld: Europese Unie, buitenlandse universiteit, subsidieverstrekkende organisaties en stichtingen (Fullbright, banken)
3.c Overige contractpromovendi: geen beurs maar wel financiering en/of tijd door werkgever. Bijvoorbeeld: FOM’ers, M2i’ers , personen van bedrijven die een dag per week tijd krijgen om in de baas zijn/haar tijd aan de promotie te werken.
4. Buitenpromovendus: Persoon die geen arbeidsovereenkomst heeft met de universiteit waar de promotie wordt afgerond, maar die wel als doelstelling heeft te promoveren. Bijvoorbeeld: gepensioneerden die aan een promotie werken, personen van bedrijven die naast hun baan in hun eigen tijd aan een promotie werken
Bron: VSNU.
Toezicht
Elke promovendus heeft een beoogd promotor. Dit is een beoogd promotor, omdat de hoogleraar pas vlak voor de feitelijke promotie als promotor wordt aangewezen. De promotor heeft de centrale officiële rol tijdens de promotie. Hij of zij is verantwoordelijk voor de begeleiding van de promovendus bij het onderzoek en het schrijven van het proefschrift. In sommige gevallen heeft de promovendus een copromotor.
Na goedkeuring van het proefschrift door de promotor wordt het proefschrift voorgelegd aan de manuscriptcommissie. Deze commissie bestaat uit een oneven aantal (tenminste drie) wetenschappers. Vervolgens beoordeelt de commissie of het proefschrift voldoet aan de eisen om de titel doctor te verlenen. De voorzitter van de commissie geeft binnen vijf weken na ontvangst van het proefschrift schriftelijk het oordeel van de commissie door aan de decaan en de promotor. Het oordeel wordt geformuleerd in een positief of een beargumenteerd negatief oordeel.
Werkgelegenheid
Naast betrekkingen bij universiteiten als wetenschappelijk medewerker of als docent, vinden promovendi werk waar ook personen met een doctoraaldiploma werk vinden. Uit onderzoek is gebleken dat 80% van de promovendi een carrière in de wetenschap ambieert aansluitend op hun promotie. Echter, voor slechts 20% van alle promovendi is een aanstelling op de universiteit weggelegd, en nog eens 10% komt in onderzoeksgerelateerde functies buiten de universiteit terecht. De overige 70% komt na hun promotie terecht in functies in het bedrijfsleven, of bij de overheid.
Bron: Het Promovendi Netwerk Nederland
Evaluatie
De evaluatie van wetenschappelijke promotie is onderdeel van de algehele kwaliteitsbewaking van het hoger onderwijs. De beoordeling tijdens het promotieonderzoek is individueel gericht, op basis van de afspraken van de student en de begeleider. Het eindoordeel is volgens de regelingen zoals beschreven in 7.5.4.
Diplomering
Om doctor te kunnen worden moet men aantonen dat men in staat is zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten. Dit wordt afgemeten aan het product, doorgaans een proefschrift. In de technische wetenschappen kan het ook gaan om een technisch product en in steeds meer natuurwetenschappen bestaat een proefschrift uit een bundeling van eerder gepubliceerde wetenschappelijke artikelen.
Daarnaast dient de persoon hiervoor een promotor te vinden die (schriftelijk) garant voor hem/haar wil staan. Doorgaans begeleidt de promotor het onderzoek en heeft deze ook een doorslaggevende stem bij de keuze van het onderwerp.
Na het promoveren mag iemand de titel doctor (dr.) voeren. Deze titel staat voor de naam van de desbetreffende persoon. Er kan ook voor gekozen worden om de graad 'doctor' te voeren. De afkorting D staat dan achter de naam. Indien men meerdere doctorstitels bezit dan kan dit aangegeven worden met dr.mult. (van multiplex, meervoudig).
Organisatorische variatie
De onderzoekmaster (of researchmaster) bereidt studenten vooral voor op een loopbaan als wetenschappelijk onderzoeker en vormt de aanzet tot een promotietraject. Deze opleiding duurt 2 jaar in plaats van 1 jaar en wordt gegeven door onderzoekscholen bij universiteiten.
Bron: Het Promovendi Netwerk Nederland