Skip to main content
European Commission logo
EACEA National Policies Platform:Eurydice
België-Vlaamse-gemeenschap:Bacheloropleidingen

Belgium - Flemish Community

7.2.België-Vlaamse-gemeenschap:Eerste-cyclus programma's

7.2.1België-Vlaamse-gemeenschap:Bacheloropleidingen

Last update: 14 December 2023

Het Vlaamse hoger onderwijs kent zowel professioneel gerichte bacheloropleidingen als academisch gerichte bacheloropleidingen. Professionele gerichtheid houdt in dat de opleidingen gericht zijn op de algemene vorming en de verwerving van professionele kennis en competenties, gestoeld op de toepassing van wetenschappelijke of artistieke kennis, creativiteit en praktijkkennis. De professioneel gerichte bacheloropleidingen hebben dan ook tot doel de studenten te brengen tot een niveau van algemene en specifieke kennis en van competenties die nodig zijn voor de zelfstandige uitoefening van een beroep of groep van beroepen. Een professioneel gerichte bacheloropleiding biedt als dusdanig een directe uitstroommogelijkheid naar de arbeidsmarkt. Via een schakelprogramma kan een student die een professioneel bachelordiploma behaald heeft ook doorstromen naar een masteropleiding.

Academische gerichtheid houdt in dat de opleidingen gericht zijn op de algemene vorming en op de verwerving van academische of artistieke kennis en competenties eigen aan het functioneren in een domein van de wetenschappen of van de kunsten. Academisch gerichte opleidingen zijn op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd. Voor academisch gerichte bacheloropleidingen vormt het doorstromen naar een masteropleiding de hoofddoelstelling, maar een uitstroom naar de arbeidsmarkt is ook een mogelijkheid. Deze opleidingen hebben dus tot doel de studenten te brengen tot een niveau van kennis en competenties eigen aan het wetenschappelijk of artistiek functioneren in het algemeen en aan een specifiek domein van de wetenschappen of de kunsten in het bijzonder.

Zowel de professioneel gerichte bacheloropleidingen als de academisch gerichte bacheloropleidingen bevinden zich op niveau 6 van het Vlaamse en Europese kwalificatieraamwerk. Beiden leiden naar de graad van bachelor.

Professioneel gerichte bacheloropleidingen worden aangeboden door de hogescholen. Academisch gerichte bacheloropleidingen worden aangeboden door de universiteiten. In afwijking hiervan kunnen de hogescholen, binnen het kader van de Schools of Arts (zie 7.1.3.2.) ook academisch gerichte bacheloropleidingen aanbieden in het studiegebied Audiovisuele en beeldende kunst en het studiegebied Muziek en podiumkunsten. De Hogere Zeevaartschool (zie 7.1.3.1.) biedt academisch gerichte bacheloropleidingen aan in het studiegebied Nautische wetenschappen. 

De studieomvang van de professioneel en academisch gerichte bacheloropleidingen bedraagt 180 ECTS-studiepunten (komt overeen met ongeveer 3 academiejaren van 60 studiepunten). Vanaf het academiejaar 2016-2017 is de studieomvang van de professioneel gerichte bacheloropleiding verpleegkunde 240 ECTS-studiepunten.

Hogescholen kunnen ook professioneel gerichte bacheloropleidingen aanbieden waarvan de studieomvang ten minste 60 studiepunten bedraagt en die volgen op een andere bacheloropleiding. Deze opleidingen – de bachelor-na-bacheloropleidingen – staan enkel rechtstreeks open voor personen die reeds in het bezit zijn van een diploma van een bacheloropleiding.

Studiegebieden

De hogescholen kunnen in de volgende studiegebieden professioneel gerichte bacheloropleidingen aanboden en de graad van bachelor verlenen:

  1. Architectuur;
  2. Gezondheidszorg;
  3. Industriële wetenschappen en technologie;
  4. Biotechniek;
  5. Onderwijs;
  6. Sociaal-agogisch werk;
  7. Handelswetenschappen en bedrijfskunde.

De hogescholen kunnen binnen een School of Arts professioneel en academisch gerichte bacheloropleidingen aanbieden en de onderwijs en de overeenstemmende graad van bachelor  verlenen in de volgende studiegebieden:

  1. Audiovisuele en beeldende kunst;
  2. Muziek en podiumkunsten.

De Hogere Zeevaartschool kan professioneel en academische gerichte bacheloropleidingen aanbieden en de overeenstemmende graad van bachelor verlenen in het studiegebied Nautische wetenschappen.

De universiteiten kunnen academisch gerichte bacheloropleidingen aanbieden en de overeenstemmende graad van bachelor verlenen in de volgende studiegebieden:

  1. Wijsbegeerte en moraalwetenschappen;
  2. Godgeleerdheid, godsdienstwetenschappen en kerkelijk recht;
  3. Taal- en letterkunde;
  4. Geschiedenis;
  5. Archeologie en kunstwetenschappen;
  6. Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen;
  7. Psychologie en pedagogische wetenschappen;
  8. Economische en toegepaste economische wetenschappen;
  9. Politieke en sociale wetenschappen;
  10. Sociale gezondheidswetenschappen;
  11. Bewegings- en revalidatiewetenschappen;
  12. Wetenschappen;
  13. Toegepaste wetenschappen;
  14. Toegepaste biologische wetenschappen;
  15. Geneeskunde;
  16. Tandheelkunde;
  17. Diergeneeskunde;
  18. Farmaceutische wetenschappen;
  19. Biomedische wetenschappen;
  20. Verkeerskunde.
  21. Architectuur;
  22. Industriële wetenschappen en technologie;
  23. Biotechniek;
  24. Productontwikkeling;
  25. Toegepaste taalkunde;
  26. Handelswetenschappen en bedrijfskunde;
  27. Conservatie-restauratie.

In de Codex Hoger Onderwijs wordt per hogeschool/ universiteit vastgelegd in welk van de hierboven vermelde studiegebieden ze onderwijsbevoegdheid hebben om professioneel cfr. academisch gerichte bacheloropleidingen aan te bieden en de bijhorende graad van bachelor te verlenen.

Een geïntegreerd overzicht van alle opleidingen is te raadplegen in het Hogeronderwijsregister. De Vlaamse Regering legt jaarlijks een lijst vast van bachelor- (en master)opleidingen die per instelling kunnen worden aangeboden. Nieuwe opleidingen kunnen enkel aangeboden worden na erkenning door de Vlaamse Regering en op voorwaarde dat de opleiding een toets macrodoelmatigheid door de Erkenningscommissie en een toets nieuwe opleiding (kwaliteit) door de NVAO met positief gevolg

Toelatingsvoorwaarden

De Codex Hoger Onderwijs schrijft de algemene toelatingsvoorwaarden voor die gelden voor alle initiële bacheloropleidingen. Volgende Vlaamse diploma's verlenen rechtstreeks toegang tot een bacheloropleiding: een diploma van het secundair onderwijs; een diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan; een diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, met uitzondering van het Getuigschrift Pedagogische Bekwaamheid, of een diploma of certificaat, uitgereikt in het kader van het hoger beroepsonderwijs.

Dit is ook het geval voor een buitenlands studiebewijs dat krachtens een wettelijke norm, een Europese richtlijn of een internationale overeenkomst als gelijkwaardig met 1 van de voorgaande diploma's wordt erkend.

Naast deze diploma’s die rechtstreeks toegang bieden tot de initiële bacheloropleidingen hebben de instellingen de autonomie om personen in bepaalde gevallen toe te laten.

Zo kan de instelling autonoom beslissen om personen toe te laten die in een land buiten de Europese Unie een diploma of certificaat hebben behaald dat niet als gelijkwaardig is erkend, op voorwaarde dat dit document toegang verleent tot een bacheloropleiding in het land waar het is uitgereikt die vergelijkbaar is met een Vlaamse bacheloropleiding en op voorwaarde dat aan de authenticiteitscontrole van de betreffende diploma's of certificaten is voldaan.

Verder kunnen de instellingen op grond van afwijkende toelatingsvoorwaarden studenten inschrijven voor een bacheloropleiding. De afwijkende toelatingsvoorwaarden houden rekening met humanitaire redenen, medische, psychische of sociale redenen en met het algemeen niveau van de kandidaat. Voor de toetsing van het algemeen niveau  bepaalt de instelling een procedure die ze vastlegt in het onderwijs- en examenreglement. Op basis van dat onderzoek kan aan de student die wenst in te schrijven een voorbereidingsprogramma worden opgelegd.

Een 'numerus clausus' bestaat in Vlaanderen niet maar er is wel een toelatingsexamen voor elke student die de opleiding tot Tandarts en Arts wil aanvatten. Deze examens worden centraal georganiseerd door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

Daarnaast zijn er ook bekwaamheidsproeven (artistieke toelatingsproeven) om toegelaten te worden tot het hoger kunstonderwijs, georganiseerd door de individuele hogeschool. Het gaat om de opleidingen en opleidingsonderdelen in de studiegebieden "Audiovisuele en beeldende kunst" en "Muziek en podiumkunsten".

Ook een examen dat de kennis van de onderwijstaal test, kan opgelegd worden.

Een student die reeds een bachelordiploma heeft, kan instromen in een andere bacheloropleiding en dan studieduurverkorting of vermindering van de voorgeschreven studieomvang verkrijgen.

De bachelor-na-bacheloropleidingen kunnen door de hogescholen enkel opengesteld worden voor personen die reeds in het bezit zijn van een bachelordiploma. De hogescholen kunnen de rechtstreekse toegang tot die opleidingen beperken tot afgestudeerden van bacheloropleidingen met specifieke opleidingskenmerken. Afgestudeerden van andere bacheloropleidingen kunnen dan door de hogeschool verplicht worden tot het volgen van een voorbereidingsprogramma als voorwaarde tot toelating. De inhoud en studieomvang van deze voorbereidingsprogramma's wordt bepaald door de hogeschool en kan variëren naargelang de graad van inhoudelijke verwantschap tussen de vooropleiding van de student en de betrokken bachelor-na-bacheloropleiding.

Curriculum

Hogescholen en universiteiten zijn vrij om hun eigen curricula uit te werken. Zij bepalen voor elke opleiding een opleidingsprogramma dat bestaat uit een samenhangend geheel van opleidingsonderdelen. Voor elke opleiding en voor elk opleidingsonderdeel moeten zij leerresultaten uitschrijven. Zij baseren zich daarbij op de gezamenlijke domeinspecifieke leerresultaten die de hoger onderwijsinstellingen onder coördinatie van de VLUHR (Vlaamse Universiteiten en Hogescholenraad) op basis van de decretaal vastgestelde niveaudescriptoren uitschrijven. Die beschrijving van de domeinspecifieke leerresultaten wordt gevalideerd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie NVAO.

Bij de vaststelling van het opleidingsprogramma moet het instellingsbestuur ook rekening houden met de door nationale en internationale wetgeving (zoals de Europese Richtlijn 2005/36/EC) vastgelegde voorwaarden die de toegang tot bepaalde ambten of beroepen reguleren, zoals voor het programma voor de opleidingen die leiden tot de beroepen van verantwoordelijk algemeen ziekenverple(e)g(st)er en vroedvrouw. Het accreditatieorgaan bevestigt in zijn accreditatierapport en zijn accreditatiebesluit of het instellingsbestuur die Europese Richtlijn al dan niet heeft nageleefd.

De hogescholen en universiteiten kunnen in de volgende gevallen beslissen om in een initiële bacheloropleiding een aantal opleidingsonderdelen aan te bieden in een andere taal dan het Nederlands:

  • de opleidingsonderdelen die een vreemde taal tot voorwerp hebben en die in die taal worden gedoceerd;
  • de opleidingsonderdelen die gedoceerd worden door anderstalige gastprofessoren;
  • de anderstalige opleidingsonderdelen die, op initiatief van de student en met instemming van de instelling, worden gevolgd aan een andere instelling voor hoger onderwijs;
  • de opleidingsonderdelen waar uit de expliciet gemotiveerde beslissing de meerwaarde voor de studenten en het afnemend veld en de functionaliteit voor de opleiding blijkt.

Het aandeel opleidingsonderdelen in een andere taal kan evenwel niet meer bedragen dan 18,33% (uitgedrukt in studiepunten) van het totaal aantal opleidingsonderdelen in de opleiding. Als deze grens overschreden is, spreekt men van een anderstalige opleiding.

  • De hogescholen en universiteiten kunnen onder bepaalde voorwaarden anderstalige initiële bacheloropleidingen aanbieden:
  • het moet gaan om opleidingsprogramma's die specifiek voor buitenlandse studenten zijn ontworpen of waarvan de meerwaarde voor de studenten en het afnemende veld en de functionaliteit voor de opleiding op voldoende wijze kunnen aangetoond worden;
  • in de Vlaamse Gemeenschap wordt een equivalente initiële bacheloropleiding aangeboden waarbij de student een opleidingstraject volledig in het Nederlands kan volgen.

Het aantal anderstalige initiële bacheloropleidingen dat binnen de Vlaamse Gemeenschap kan aangeboden worden is beperkt: slechts 6% van het totaal aantal aangeboden bacheloropleidingen kan anderstalig zijn. Als een hogeschool of universiteit een anderstalige initiële bacheloropleiding wenst aan te bieden, dient zij daartoe een aanvraag in bij de Commissie Hoger Onderwijs, die rapporteert aan de Vlaamse Regering die de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid heeft.

Onderwijsmethoden

De keuze van onderwijsmethoden en –hulpmiddelen behoort tot de vrijheid van de instellingen. Professioneel gerichte bacheloropleidingen omvatten doorgaans theorielessen, praktijklessen en een stageperiode. Bij academisch gerichte opleidingen ligt de klemtoon op het theoretische luik en onderzoek.

De hogeronderwijsinstellingen kunnen een opleiding of een opleidingsonderdeel geheel of gedeeltelijk in de vorm van afstandsonderwijs aanbieden, namelijk met behulp van multimedia, waardoor de student niet aan een bepaalde plaats van onderwijsverstrekking gebonden is. Het instellingsbestuur ontwikkelt daartoe geschikt studie- en leermateriaal en organiseert geschikte begeleiding.

De hogescholen en universiteiten richten ook studietrajecten in die specifiek gericht zijn op studenten die al werken. Die studietrajecten zijn via het Hogeronderwijsregister te raadplegen (aanvinken van “studietraject voor werkstudenten”). Voor meer informatie over de concrete invulling van de opleiding kan de student terecht bij de hogescholen en universiteiten zelf.

Studievoortgang

Sinds het academiejaar 2005-2006 biedt de regelgeving een kader aan waarbinnen meer flexibele studietrajecten mogelijk zijn, met meer kansen op uitwisseling tussen opleidingen en instellingen, grotere differentiatie onder meer op het vlak van aanbiedingsvormen en met meer kansen tot levenslang leren. Het hanteert daarvoor volgende principes, waarbinnen de universiteiten en hogescholen op eigen wijze invulling kunnen geven aan het creditsysteem:

  • Het jaarsysteem is vervangen door een credit- of studiepuntensysteem.
  • De opleiding is en blijft de basis- en structurerende eenheid, maar wordt niet langer gezien als een optelsom van leerjaren, maar als één geordend geheel van opleidingsonderdelen.
  • Een opleiding wordt opgedeeld in opleidingsonderdelen. Een opleidingsonderdeel is een afgebakend geheel van onderwijs-, leer- en beoordelingsactiviteiten, dat gericht is op het verwerven van welomschreven (deel)competenties inzake kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes.
  • De studiebelasting wordt uitgedrukt in studiepunten, volledig conform het ECTS, waarbij één studiepunt een studielast van 25 tot 30 uren vertegenwoordigt.
  • De omvang van een opleidingsonderdeel wordt uitgedrukt in gehele studiepunten. Een opleidingsonderdeel omvat ten minste drie studiepunten.
  • Een student heeft een opleidingsonderdeel voltooid wanneer de beoordeling aantoont dat hij/zij de relevante (deel)competenties in voldoende mate heeft verworven. De student wordt daartoe meestal beoordeeld op een schaal van nul tot 20 (in gehele getallen), met 10 als grens om geslaagd te zijn.
  • De student heeft per opleidingsonderdeel recht op ten minste twee examenkansen in de loop van het academiejaar dat het examen wordt ingericht.
  • Het slagen voor een opleidingsonderdeel resulteert in een formele erkenning via een creditbewijs voor dat opleidingsonderdeel.
  • Een student die voor alle opleidingsonderdelen van een opleiding geslaagd is verklaard, verwerft automatisch de graad of het diploma van de opleiding. Een student wordt geslaagd verklaard in geval een creditbewijsis verworven of een deliberatiecijfer werd verkregen voor alle opleidingsonderdelen van de betreffende opleiding. De examencommissie komt in principe enkel nog tussen in geval een student wordt geslaagd verklaard omdat de instelling van oordeel is dat de doelstellingen van een opleiding globaal zijn verwezenlijkt.
  • Een verworven creditbewijs blijft onbeperkt geldig binnen de opleiding en instelling waar dit werd behaald. Als een student zijn opleiding binnen een andere instelling/opleiding wil voltooien kunnen deze reeds verworven credits door de instelling gevalideerd worden na een vergelijking tussen de behaalde leerresultaten en de leerresultaten die in het nieuwe curriculum van deze opleiding worden vooropgesteld. De student zal dan vrijgesteld worden van deze opleidingsonderdelen.

Meer details over het systeem van vrijstellingen verlenen op basis van eerder verworven kwalificaties (EVK) en/of competenties (EVC)  zijn te vinden in het onderwijs- en examenreglement van elke instelling voor hoger onderwijs en uitgebreide informatie over de algemene principes en procedures voor flexibele leertrajecten en over EVC en EVK is opgenomen in de brochure Bewijs je bekwaamheid.

Personen kunnen ook instromen in een bachelor (-en masteropleiding) en zelfs het diploma van bachelor en master behalen als het instellingsbestuur van mening is dat zij op basis van EVC en EVK beschikken over voldoende bekwaamheden. 'EVC' staat voor Erkenning van Verworven Competenties. Dit omvat het geheel van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes verworven door middel van leerprocessen die niet met een studiebewijs werden bekrachtigd (zoals niet-formeel en informeel leren). 'EVK' staat voor Erkenning van Verworven Kwalificaties, en omvat elk binnenlands of buitenlands studiebewijs dat aangeeft dat een persoon een formeel leertraject, al dan niet binnen onderwijs, met goed gevolg heeft doorlopen.

Om de studievoortgang op een reguliere manier te kunnen bewaken en dwingend te kunnen optreden bij ontsporing voorziet het decreet verschillende maatregelen.

Er werd een decretaal kader gecreëerd dat de hoger onderwijsinstellingen toelaat om studenten die een studie-efficiëntie van 60 % niet behalen sneller en strenger via studievoortgangsbewakingsmaatregelen op te volgen en zo nodig bij niet opvolgen van deze maatregelen te verplichten om te heroriënteren naar een andere opleiding.

Ook op basis van het individueel studievoortgangsdossier van een student kan de verdere toegang tot een bepaalde opleiding geweigerd worden.

Om dit zo optimaal mogelijk te laten verlopen werd de mogelijkheid gegeven aan de hoger onderwijsinstellingen om via de databank hoger onderwijs over instellingen en opleidingen heen de studierendement gegevens van studenten te raadplegen.

Verder bestaat er het systeem van leerkrediet om de studievoortgang van de studenten te bewaken.

Om de eigen verantwoordelijkheid van de studenten voor een doordachte studiekeuze en een succesvolle studieloopbaan uit te drukken, krijgt elke student bij aanvang van zijn studie in Vlaanderen een individueel leerkrediet van 140 studiepunten. Leerkredietpunten worden ingezet bij de inschrijving en ingeval de student in de loop van het academiejaar credits verwerft opnieuw toegevoegd. Studenten met een negatief leerkrediet zijn niet financierbaar en kunnen door de instelling geweigerd worden om in te schrijven in een initiële bachelor- en masteropleiding.

ECTS-helpline geeft info over de invoering van het European Credit Transfer System, het diplomasupplement en het Bolognaproces.

Tewerkstellingsmogelijkheden

Professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn in de eerste plaats gericht op de beroepspraktijk en bieden zo een directe uitstroommogelijkheid naar de arbeidsmarkt (zie 7.2.1.). Een praktische opleiding in echte werkomstandigheden (bedrijven, scholen, ziekenhuizen, ...) maakt een essentieel deel uit van deze opleidingen.

Academisch gerichte bacheloropleidingen zijn in de eerste plaats gericht op het doorstromen naar een masteropleiding, maar sommige academisch gerichte bacheloropleidingen bieden ook een directe uitstroommogelijkheid naar de arbeidsmarkt (zie 7.2.1.).

De studenten worden op verschillende manieren begeleid om hun intrede op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. De meerderheid van de hogescholen en universiteiten heeft plaatsings- of job diensten (meestal binnen de sociale sector), alhoewel de werking nogal kan verschillen. Hiervoor zijn immers geen officiële richtlijnen voor handen. Sommige hogeronderwijsinstellingen beperken zich tot het verzamelen van vacatures of het bijhouden van de tewerkstellingsstatistieken, terwijl andere uitgebreide tewerkstellingsdossiers van de individuele afgestudeerden bijhouden, sollicitatietrainingen geven en/of voorbereidingsseminaries op tewerkstelling organiseren, informatiesessies geen over tewerkstelling in verschillende sectoren, een eigen vacaturedatabank creëren,....

Regelmatig gebeurt het dat de stage-activiteiten van de student leiden tot de aanwerving van de student eens hij/zij is afgestudeerd.

Beoordeling studenten

Ook op dit vlak wordt er een ruime vrijheid gegeven aan de instellingen om de regels te bepalen. De hogescholen en universiteiten leggen voor de start van het academiejaar in het examenreglement vast wat de indeling is van het academiejaar. De Codex Hoger Onderwijs  bepaalt enkel dat een academiejaar een duur heeft van 1 jaar, ten vroegste start op 1 september en ten laatste op 31 oktober.

In het examenreglement wordt ten minste geregeld wat de periodes zijn waarbinnen de examens worden georganiseerd. De meeste instellingen werken met een semestersysteem waarbij een deel van de vakken in de januarizittijd worden afgelegd en een deel in de junizittijd. De tweede examenkans voor de opleidingsonderdelen waarvoor een student niet geslaagd is, wordt georganiseerd in de septemberzittijd.

Studiebewijzen

Het instellingsbestuur verleent een creditbewijs als een persoon slaagt voor een opleidingsonderdeel.

Het instellingsbestuur reikt het diploma uit en verleent de graad van bachelor (of master) als de student de bacheloropleiding (of masteropleiding) met succes heeft voltooid.

NARIC-Vlaanderen (National Academic (& Professional) Recognition and Information Centre) behoort tot het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming (AKOV) van het Ministerie van Onderwijs en Vorming. Het centrum is verantwoordelijk voor het erkennen van de gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen, de professionele erkenning van onderwijsberoepen op basis van de Europese Richtlijn 2005/36/EG, het verstrekken van informatie over (de erkenning van) een Vlaams diploma in het buitenland en een verklarend erkenningsattest voor diploma's behaald in Fédération Wallonie-Bruxelles . NARIC-Vlaanderen is de Vlaamse unit binnen het ENIC-NARIC-netwerk. NARIC centra zijn de erkenningscentra van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte (de EU + IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en (soms) Zwitserland). Aangezien deze landen ook lid zijn van de Raad van Europa en Unesco, behoren alle NARIC-centra ook tot het ENIC (European Network of Information Centres) Netwerk.

De vorm van hogeronderwijsdiploma’s en de inhoud van het bijhorend diplomasupplement is vastgelegd in het BVR van 12 december 2014 . Vlaanderen was de eerste in Europa om, in 1991 voor de universiteiten, en in 1994 voor de hogescholen, een diplomasupplement wettelijk in te voeren. Het document bevat gegevens over de aard, het niveau, de context, de inhoud en de status van de gevolgde studies en een beschrijving van het hogeronderwijssysteem. Het actuele diplomasupplement is gebaseerd op het model dat door de Europese Commissie, de Raad van Europa en UNESCO/CEPES werd ontwikkeld en dat het Vlaamse model als voorbeeld gebruikte. Het diplomasupplement verschaft onafhankelijke gegevens ter verbetering van de internationale transparantie en eerlijke erkenning van diploma's voor academische en beroepsdoeleinden. Studenten krijgen het supplement automatisch bij hun diploma, aangezien het diploma en het bijhorend diplomasupplement onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en één geheel vormen. Op verzoek van de student verstrekt de ambtshalve geregistreerde instelling voor hoger onderwijs éénmalig kosteloos het diploma en het diplomasupplement ook in het Engels.

Voor een opleiding die volledig in een andere taal dan het Nederlands wordt aangeboden, wordt het diploma en het diplomasupplement opgemaakt in de onderwijstaal en in het Nederlands. [Zie ook Europass 13.2.1].

De zelfcertificatie in het kader van het Bolognaproces werd afgerond op 2 februari 2009 met de conclusie van onafhankelijke internationale experten waaruit blijkt dat het kwalificatieraamwerk hoger onderwijs van Vlaanderen compatibel is met het overkoepelend raamwerk van de Europese Hogeronderwijsruimte. De officiële bevestiging daarvan wordt vermeld op het diplomasupplement en staat op de website van de NVAO en op de website van de ENIC en NARIC Netwerken.

De Vlaamse diplomatitels zijn wettelijk beschermd. Alleen diegene aan wie overeenkomstig de Codex Hoger Onderwijs de graad van bachelor, master of doctor (doctor of philosophy met afkorting PhD of dr) is verleend met of zonder nadere specificatie, is gerechtigd tot het voeren van de overeenkomstige titel van bachelor, master of doctor met of zonder nadere specificatie. Overtredingen inzake het verlenen of voeren van die titels worden bestraft met een boete en/of gevangenisstraf.

Aan bepaalde bachelors- en mastergraden in het academisch onderwijs mag de specificatie "of Arts", "of Science", "of Laws", "of Medicine", "of Veterinary Science", "of Veterinary Medicine" of "of Philosophy" worden toegevoegd. De toevoeging van de specificatie geniet dezelfde bescherming als de graad zelf en de met de graad verbonden titel.