Toegankelijkheid (Geografische spreiding van instellingen)
Er bestaat geen universeel wettelijk recht op toegang tot vve. Gemeenten zijn echter verplicht om zogenaamde doelgroepkinderen (kinderen die met een dreigende taalachterstand het basisonderwijs binnenkomen) vve te bieden. Gemeenten hebben de wettelijke taak om zorg te dragen voor voldoende voorzieningen in aantal en spreiding.
Toelatingsvoorwaarden en keuze VVE-instelling
- Voor- en vroegschoolse educatieve peuterspeelzalen (VVE-peuterspeelzalen) zijn in principe toegankelijk voor alle kinderen tussen 2 - 2,5 en 4 jaar; wel kunnen er per gemeente voorrangsregels gelden bijvoorbeeld voor kinderen met een sociaal-medische indicatie of kinderen met (potentiële) ontwikkelingsachterstanden.
- Voor deze kinderen is het aanbod VVE met name bedoeld en met deze reden kunnen drukke peuterspeelzalen kinderen met een indicatie voorrang geven.
- Mogelijke ontwikkelingsachterstanden worden vaak herkend bij het consultatiebureau, dit is een instituut binnen de jeugdgezondheidszorg. Het consultatiebureau verzorgt medische basiszorg en preventie bij kinderen van 0 tot 4 jaar.
- Ouders mogen een voorkeur opgeven bij de gemeente voor plaatsing van hun kind op een VVE-peuterspeelzaal. In veel van de gevallen wordt dit gehonoreerd.
Groepsindeling en leeftijdsniveaus
In het belang van de kwaliteit van de kinderopvang en de stimuleringsprogramma’s (vve) worden grenzen gesteld aan de groepsgrootte en kind/stafratio. In het 'convenant kwaliteit kinderopvang' en in de 'beleidsregels kwaliteitsregels kinderopvang' zijn regels opgenomen die betrekking hebben op de maximale groepsgrootte. Bij dagopvang vindt de opvang plaats in stamgroepen. Een stamgroep bestaat uit een vaste groep kinderen in een passend ingerichte vaste groepsruimte. In een groep mogen:
- in de leeftijd tot 1 jaar gelijktijdig ten hoogste 12 kinderen aanwezig zijn;
- in de leeftijd tot en met 4 jaar gelijktijdig ten hoogste 16 kinderen aanwezig zijn, waaronder ten hoogste 8 kinderen in de leeftijd tot 1 jaar.
Bij dagopvang bedraagt de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijke aanwezige kinderen ten minste:
- 1 beroepskracht per 4 kinderen in de leeftijd tot 1 jaar;
- 1 beroepskracht per 5 kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;
- 1 beroepskracht per 6 kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar;
- 1 beroepskracht per 8 kinderen in de leeftijd van 3 tot 4 jaar .
Er zijn diverse programma's voor VVE. Ze richten zich vooral op taalachterstanden, maar besteden ook aandacht aan rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. De gemeente kiest het programma. De meest gebruikte programma’s zijn Piramide en Kaleidoscoop. Op de website van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) staat een overzicht van de gangbare VVE programma’s.
Tijdsbewaking
Er bestaan geen voorschriften of richtlijnen met betrekking tot de openstelling van kinderopvangvoorzieningen gedurende het jaar. Gemeenten zijn hiervoor zelf verantwoordelijk. Zij zijn verplicht een goed aanbod van VVE aan te bieden in hun gemeente. Vanuit de wet (Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) is wel voorgeschreven dat VVE per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen (taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling) moet bevatten. Dit met uitzondering van vakanties.
Organisatie van de dag en week
Er bestaan geen voorschriften of richtlijnen voor de dag- en weekindeling van de kinderopvang. Dit is dan dus ook per kindercentrum of peuterspeelzaal verschillend en hier niet weer te geven.